Door karma4: Door Anoniem: @karma 14:03 uur
Nee, dat klopt grotendeels niet.
Meerdere grondrechten hebben niet enkel horizontale werking, ook niet enkel verticale werking. Dat element klopt inderdaad.
......
Hetgeen in dit geval mijn inziens daadwerkelijk logische en herkenbare toelichtingen zijn.
Ik gaf dat in de grondwet en de gdpr privacy
geen absoluut recht is.
Onderbouwd .et de links naar de betrffende wetgeving en de artikelen.
Nu zeg je dat het niet zo is, dat is wel raar.
Je zegt dat een moorfenaar niet tegengehouden mag worden wegens privacy. Hier in het kader van de ggd. Die zouden niet mogen weten wie besmet is wegens privacy. Met bron contact onderzoek hebben ze de taak om met namen tijd locatie brandhaarfen en de vsrspeiders te vinden. Dat zoiets als een privacy probleem neergezet wordt geeft aan wat er gebeurd. Privacy als absoluut iets ongeacht hoeveel slachtoffers dat geeft. Dat is tegen de grondrechten.
Je haalt in je reactie denk ik een paar dingen door elkaar.
Ook wil ik een aantal dingen toelichten die misschien nog niet zo zijn belicht.
Een moord, de GDPR en privacy waarborgen zijn zeg maar van verschillende configuraties.
Een moord wordt vervolgd via strafrecht.
Een moord is trouwens moedwillig overtuigend bewezen daad jegens een ander.
Een gangbaar verkeer tussen mensen valt daar per definitie niet onder te scharen.
Strafrecht heeft een grotendeels ander juridisch kader, ook al komt privacy daar ook in voor.
Daarin hebben subjecten ook minder rechten / mogen die beperkt worden ingeperkt indien eenmaal veroordeeld.
Het kader van de App van Hugo gaat echter niet over strafrecht.
Dat gaat in beginsel over bestuursrecht.
Ook al probeert Hugo wel via een omweg wel strafrecht in stelling te brengen, moeten we dat wel in eerste aanleg buiten beschouwing laten.
In eerste aanleg gaat het in dit verband om bestuursrecht.
De bepalingen uit de GDPR vallen in de zin van de App van Hugo niet onder het strafrecht, maar onder bestuursrecht.
Dit ondanks dat inbreuken op bepalingen uit de GDPR bij juridische toetsing van wettig en overtuigend bewijs als opzettelijk of bewust ernstig verwijtbaar handelen met kwade opzet zouden kunnen worden gekwalificeerd, hetgeen GDPR dan wel als element in een strafrecht procedure kan maken.
De GDPR is in Nederland echter in hoofdzaak een bestuursrechtelijke aangelegenheid, omdat een strafrechter om technische redenen niet snel toe zou komen aan een zaak op basis van de GDPR terwijl de overheid vanuit zorgvuldigheid beginselen en andere betamelijke vereisten er bij voorbaat altijd wel in het achterhoofd rekening mee moet houden en indien daar een mogelijk ontvankelijk bezwaar voor kan worden ingesteld die bij de bestuursrechter zal worden behandeld.
Verder is het GDPR geen opzichzelfstaande of overrulende definitie van privacy als totaal van de gecodificeerde en ongeschreven rechtsfeer.
Bij de ongeschreven rechtsfeer van privacy gaat het niet alle opzichten altijd om relatieve bepalingen.
Minister grapperhaus zei hierover dat in het verleden er meer ongeschreven regels waren ten aanzien van de privacy dan geschreven regels.
Dat was om moverende redenen - ondermeer toen de vergaande gevolgen van de tweede wereldoorlog en het oostblok bij velen heel vers in het geheugen zat - die men naar taxatie van Grapperhaus tegenwoordig anders zou invullen, namelijk eerder transparant en expliciet gemaakt en dus geschreven.
Maar volgens Grapperhaus waren de ongeschreven regels wel dermate essentieel dat hij ze na introductie van de GDPR niet buiten de wet wilde plaatsen.
Veel van de ongeschreven regels hadden volgens Grapperhaus niets aan kracht ingeboet.
Bescherming van privacy zorgt volgens Grapperhaus ook tegen totalitaire maatregelen jegens burgers en tegen datgeen wat daar eventueel volgens sommigen naar kan gaan rieken.
In die zin moet je de ongeschreven privacy regels nadrukkelijk niet zomaar als relatieve regels hanteren, aldus Grapperhaus tijdens behandeling van wet en regelgeving rondom de AVG, de GDPR en de oprichtingswet van de AP.
GDPR is bovendien een richtlijn, en richtlijnen zijn geen wet.
In die zin is de GDPR maar wel een ondersteunend middel voor hantering van de wet.
Grotendeels zal dat middel in gevallen middels herleiding tot bepalingen uit de richtlijn in stelling moeten worden gebracht.
Tegelijk is privacy in de context van de App van Hugo bij voorbaat wel veel breder dan de GDPR.
Getuige ook de toelichting die Grapperhaus erover gaf.
Dus is de GDPR in verband van privacy en de App van Hugo zeker niet doorslaggevend argument dat stand houd als wezenlijk relatief argument. Ook al staat er in de GDPR het nodige erover vermeld.
Omdat privacy over meer gaat laat ik hier verder buiten beschouwing welke bepalingen uit de GDPR als dwingend minimum vereiste als waarborg (harde bepaling) of relatieve overweging (zachte / relatieve bepaling) te boek staan.
Zoals hierboven al aangegeven,
de werkingssfeer van privacy en de rechten is tegelijk meer dan de expliciet beschreven vereisten en tegelijk een absoluut grondbeginsel tegen tirannie, willekeurig optreden door een overheid of derden (in geval van privaatrecht en strafrecht) en heeft ook nog eens te maken met het recht op bescherming van persoonlijke levenssfeer (hetgeen inderdaad weer wel een relatief beginsel is dat in grondrechten is vastgelegd).
Privacy is dus zeker niet enkel een relatief recht.
Vanuit bestuursrecht gelden voor elke bestuurlijke maatregel strenge onderbouwingvereisten en andere vereisten die verhinderen dat een overheid zo, met voorwendselen, inperkingen op privacy pleegt uit te voeren.
In de context van de App van Hugo - waar specifiek movering voor de app en mogelijke privacy inbreuken daardoor ontbreken - is het niet "Privacy als absoluut iets ongeacht hoeveel slachtoffers dat geeft" dat hierbij moet worden overwogen.
In plaats daarvan is de overweging juist dat de App er zelf niet toe doet inzake rechtstreeks en overtuigende bescherming bieden voor gezondheid en welzijn van mensen inzake de virusverspreiding.
Hopelijk zijn hiermee in medische en ook in juridische context een paar misverstanden van relatieve en absolute rechten als eventueel veronderstel onwenselijk of onredelijk obstakel rechtgezet inzake de bescherming van de gezondheid en welzijn van mensen tijdens de virus verspreiding.
Het gaat in beginsel dus niet om de beschouwing dat privacy rechten een obstakel zijn bij vermijden van "slachtoffers", welke overigens aantoonbaar niet eenduidig in mate en omvang vallen toe te rekenen aan privacy rechten noch de afwezigheid van ruimer inzet en gebruik van de App van Hugo.
Als je slachtoffer van het virus wordt wordt je dat medisch gezien bovendien zeker niet direct of altijd fataal.
In medische context vergt het gebruik van het begrip "slachtoffers" dan ook gedifferentieerde beoordeling per wezenlijk verschillende ernst en duur.
Vervolgens blijft nu enkel over dat de effecten voor mensen, in verschillende mate van ernst en duur, hoogstens rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de virus verspreiding zelf maar wel zijn toe te schrijven aan de aanpak van de regering erbij.
Medisch gaat het bij een virus verspreiding om meer dan enkel het niet onderbouwde indirecte effect van gedrag van mensen.
Ook dient te worden opgemerkt dat de aanpak van de regering met een App van Hugo uitermate indirect is ingestoken. Namelijk niet direct op de virus verspreiding maar op beoogde gedrag effecten van mensen.
Met bron contact onderzoek hebben ze de taak om met namen tijd locatie brandhaarden en de verspreiders te vinden
Qua BCO is het nut van de opsporen van omstanders die nog niet in het ziekenhuis zijn beland vrij nihil.
Mede vanwege de lage voorspellende waarde van overige inzetbare primaire instrumenten in de zorg-keten voor mensen waar ernstige klachten ontbreken.
Ook omdat de niet rechtstreeks besmette mensen sowieso van een andere orde is, anders zou het aantal mensen dat in het ziekenhuis beland met onbekende maar zeer ernstige tot fatale klachten veel groter zijn dan het aantal slachtoffers die wel rechtstreeks zijn getraceerd.
Bestuursrechtelijk is de aanpak van de regering met de App van Hugo dan ook niet alleen hoogst opmerkelijk, maar mist het vanwege de nihille bijdrage dus ook nog eens rechtstreeks doel.
Het nihille element heeft Hugo de Jonge trouwens in Juli en daarvoor ook al toegegeven.
In staatsrechtelijk functionele zin ontbreekt dus volstrekt een volwaardige onderbouwing voor een App of wederzijdse gezondheid en welzijn als reden om privacy inbreuken in te willigen.
Ook omdat niet een App van Hugo of horizontale werkingssfeer hier het obstakel is, maar omdat een gebrek aan onderbouwing voor juridische vereisten alsmede medische werkingssfeer ontbreekt.
onderbouwbare effecten omwille van horizontale rechts-weging van privacy als verondersteld obstakel om niet slachtoffer te worden van het virus.