De identificatieplicht die sinds 1 januari in Nederland van kracht is heeft al voor de nodige commotie gezorgd (14-jarig meisje in cel wegens vergeten identiteitskaart en Vrouw met baby in "cel" wegens vergeten rijbewijs). In de tweede kamer zijn inmiddels verschillende vragen over de wet gesteld.
Begin januari stelde kamerlid de Wit (SP) de volgende vragen over de consequenties van de identificatieplicht voor kwetsbare groepen in de samenleving. De minister van justitie gaf de volgende antwoorden:
Vraag 2: Bent u bekend met het feit dat de verzorgers van deze groepen aarzelen om de patiënten/cliënten die aan hen zijn toevertrouwd ID-bewijzen te laten dragen, aangezien zij dit in veel gevallen met het oog op het verantwoordelijkheidsgevoel en veiligheid van deze mensen niet verantwoord vinden? Bent u er tevens mee bekend dat veel verzorgers zich afvragen of er met het oog op deze specifieke groepen mensen een uitzonderingsbeleid bestaat? Is het waar dat het huidige beleid ten aanzien van de identificatieplicht daar niet in voorziet?
Vraag 3: Vindt u het wenselijk dat alle inwoners van Nederland vanaf 14 jaar oud zich moeten kunnen legitimeren, ongeacht hun verstandelijke en geestelijke vermogens? Deelt u de mening van verzorgers van verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten, dat er gevallen denkbaar zijn waarin het bij zich dragen van een ID-bewijs praktisch niet uitvoerbaar en/of onverantwoord is vanwege de specifieke toestand van patiënt/cliënt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe er vorm gegeven kan worden aan een vrijstellingsbeleid voor deze groepen mensen?
Antwoord 2 en 3: Uitgangspunt van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht is dat een ieder die de leeftijd van veertien jaar of ouder heeft bereikt een identiteitsbewijs moet kunnen tonen aan een politieambtenaar dan wel een toezichthouder. Deze bevoegdheid mag worden toegepast in het kader van een redelijke taakuitoefening. Het is zeer moeilijk, zo niet ondoenlijk, gelet op het algemene karakter van deze wet, de Politiewet 1993 en de Algemene wet bestuursrecht om specifieke categorieën personen van de identificatieplicht uit te zonderen dan wel ontheffing te verlenen.
De problematiek zoals die in de vragen wordt voorondersteld, doet zich niet voor indien de begeleider het identiteitsbewijs van betrokkene bij zich heeft. Het is minder goed voorstelbaar dat een persoon in een zodanige staat verkeert dat verzorgers hem geen identiteitsbewijs kunnen meegeven, maar betrokkene wel onbegeleid over straat laten gaan.
Meer in het algemeen geldt dat bij het vragen naar het identiteitsbewijs steeds het uiteindelijke doel van het optreden en de relatie met de taakuitoefening voor ogen dient te worden gehouden. Deze bevoegdheid mag niet zonder reden of willekeurig worden uitgeoefend. Het mogelijk maken van vordering van inzage van het identiteitsbewijs kan bijvoorbeeld een instrument zijn voor het bevorderen van adequate hulpverlening.
De vragen van kamerlid Vos (GroenLinks) over de aanhouding van een vrouw uit Amsterdam-Noord vanwege de identificatieplicht heeft de minister van justitie nog niet beantwoord.
1: Is het waar dat de vrouw met haar baby, waarvan sprake is in het krantenartikel 1), is vastgehouden totdat haar partner haar rijbewijs is komen tonen op het politiebureau? Hoe beoordeelt u het optreden van de Amsterdamse politie in deze zaak?
2: Is het vasthouden van personen die geen identiteitsbewijs kunnen tonen, onderdeel van het beleid ten aanzien van het handhaven van de identificatieplicht? Zo ja, wanneer wordt er alleen een bon uitgeschreven en wanneer wordt een persoon die geen ID-bewijs kan tonen vastgehouden op een politiebureau?
3: Vindt u het vasthouden van personen die geen identiteitsbewijs kunnen tonen, proportioneel ten aanzien van de overtreding die zij hebben begaan?
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.