Het internet en de telefoon brengen ongekende vrijheid, maar scheppen tegelijkertijd onvoorstelbare mogelijkheden voor verregaande controle. Sinds 1 september 2009 beveelt onze overheid telecom-aanbieders om al het bel-, sms-, e-mailverkeer en log-in-pogingen van iedere burger op te slaan, ongeacht verdenking.
Deze ‘bewaarplicht’ of ‘dataretentie’ vormt het boegbeeld van die ambivalentie: internetten en bellen mag, maar de overheid kijkt permanent mee.
Stilaan openbaart zich de impact van deze massale controlemaatregel op de privacy en vrijheid op het internet. Deens onderzoek laat zien dat iedere burger door de bewaarplicht circa 225 keer per dag wordt gemonitord. Iedere zes minuten wordt vastgelegd met wie iemand belde, hoe lang, waar hij was. Inkomende en uitgaande e-mailtjes, sms’jes en mms-berichten vallen eveneens onder de bewaarplicht. ‘Wie zijn de anonieme bronnen van die kritische journalist?’, ‘was u op kerstavond van 17:01:12 tot 17:34:51 bij uw psycholoog?’ Door dataretentie ligt het antwoord op dit soort vragen voor het oprapen in de databanken van telefonie- en internetproviders.
Voor het oprapen, omdat deze privé-informatie eenvoudig opgevraagd kan worden door instanties belast met de bestrijding van terrorisme en criminaliteit (‘opsporingsdiensten’). De bepalingen in het Wetboek van Strafvordering zijn zo ruim geformuleerd dat in theorie van vrijwel iedereen gegevens kunnen worden opgevraagd. Je hoeft niet ‘verdacht’ te zijn, de aanduiding ‘betrokkenheid’ is al voldoende voor een vordering, die niet getoetst wordt door een rechter-commissaris. Dus als uw collega verdacht wordt van de ‘heling van een goed’ (koopt een fiets op straat, bijvoorbeeld), kan de officier van justitie al uw bel-, sms- en internetverkeer van de afgelopen twaalf maanden inzien. Het wordt zelfs grappig, als we de wet goed bestuderen. Als uw zoon verdacht wordt van het ‘gebruiken van een hond als trekkracht’ kan de politie al uw telecomverkeer opvragen. Laat die hond voortaan zelf maar uit, u weet nooit wat kleine Max van plan is!
Hoe vaak de opsporingsdiensten onze gegevens opvragen, houdt het ministerie van Justitie geheim. In alle andere Europese lidstaten is deze informatie overigens publiek. In Brussel horen we ondertussen van verschillende bronnen dat Nederland dit aantal opvragingen onlangs als eerste (!) EU-lidstaat aan de Europese Commissie heeft doorgestuurd. Onze overheid vertelt het blijkbaar liever aan Brussel dan aan ons. Dat voorspelt weinig goeds. Het wordt nog mysterieuzer: ook al hoort u achteraf op de hoogte gesteld te worden van die inzage door de politie (de zogenaamde ‘notificatieplicht’), dit wordt in de praktijk nooit uitgevoerd. Het respecteren van onze privacy is voor de politie een ‘te hoge administratieve last’, volgens interne documenten.
Nederlanders wordt vaak naïviteit verweten als het om privacy gaat. Toch blijkt er sprake te zijn van een significante kentering. Uit een recent onderzoek van ECP-EPN, het Nederlandse platform voor de informatiesamenleving, komt zelfs naar voren dat 89 procent van onze bevolking privacy ‘belangrijk’ vindt, 68 procent vindt het ‘erg’ dat bedrijven en instanties persoonsgegevens verwerken. Ook jongeren gaan steeds slimmer om met hun privacy: 85 procent schermt bijvoorbeeld zijn Facebook-profiel af. Het is een logische ontwikkeling: na de verwondering over en gewenning aan het internet maken steeds meer gebruikers zich zorgen over hun privacy op internet.
Nu de bewaarplicht een poosje van kracht is, blijkt het structureel monitoren van een half miljard Europeanen bovendien onnodig en ineffectief. Er is geen enkele onafhankelijke studie die aantoont dat dataretentie zorgt voor een veiligere samenleving. Intussen maakten de hoogste rechters in Duitsland en Roemenië resoluut korte metten met deze massale surveillance. Rechters zijn nu eenmaal minder vatbaar voor de reusachtige lobby van opsporingsdiensten, Amerikaanse inlichtingendiensten en zelfs de auteursrechtenindustrie – die ook belanghebbende was in de Duitse rechtszaak.
De Europese dataretentierichtlijn wordt momenteel geëvalueerd door de Europese Commissie, het is daarmee een brandend actueel vraagstuk. ‘We moeten niet de privacy van alle burgers op het spel zetten’, zei eurocommissaris mensenrechten Viviane Reding kort geleden in NRC Handelsblad. Ze heeft gelijk. Hopelijk leggen haar collega’s in de commissie, onder wie onze eigen Neelie Kroes (Digitale agenda), hun oren bij haar te luisteren en schaffen zij de verplichte opslag van telecommunicatiegegevens af. Zodat wij ons niet op iedere internetter en beller, maar specifiek op verdachten zullen richten.
Want de vrijheid van vijfhonderd miljoen Europeanen staat op het spel. Het internet en informatie- en communicatietechnologie (ICT) bieden ons ongekende handelingsvrijheid, innovatieve diensten en maatschappelijke betrokkenheid. ICT is van alle burgers geworden, al jarenlang ‘gedomesticeerd’ en verweven met ons dagelijks leven. Het is niet langer alleen een middel om informatie op te zoeken, we zijn vandaag de dag overgeleverd aan ICT voor ons sociale en zelfs emotionele leven – we kunnen en willen niet meer zonder. Verregaande controlemechanismen, die in de offline wereld helemaal niet mogelijk waren, moeten we niet over ons heen laten komen, tenzij ze noodzakelijk zijn.
De Europese evaluatie schept dus een kans voor onze vrijheid en om de ambivalente werking van het internet op onze vrijheid te beperken. Ten slotte, de meerderheid van de Nederlanders is het met ons eens. Laten we de gevolgen van de bewaarplicht voor onze vrijheid en privacy op internet dus omdraaien: niet als schoolvoorbeeld van verregaande controle, maar als boegbeeld van onze bevrijding.
Axel Arnbak is onderdeel van het kernteam van burgerrechtenbeweging Bits of Freedom. Deze column verscheen eerder op De Nationale Dialoog.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.