Heb jij een uitdagende vraag over beveiliging, recht en privacy, stel hem aan ICT-jurist Arnoud Engelfriet. Arnoud geeft elke week in een artikel antwoord op een interessante vraag. Vanwege het grote aantal inzendingen kunnen niet alle vragen beantwoord worden.
Vraag: De wachtwoorden van een aantal van onze computersystemen worden in een archiefkast bewaard. Om de auditors enigszins gelukkig te maken wordt de toegang tot deze kast onder meer gecontroleerd met een handtekeningformulier. Wie de kast open wil doen, moet naam en handtekening (en tijdstip) vermelden. Hoe kunnen en mogen wij nagaan dat wij de authentieke handtekening hebben van deze personen?
Antwoord: Ik ga nu iets zeggen dat voor veel mensen verrassend is: er is geen wet die vastlegt of regelt wat iemands authentieke handtekening is!
Een handtekening is een krabbel op een stuk papier waarmee de plaatser aangeeft dat de inhoud juist is of dat hij daarmee akkoord gaat. De wet bepaalt echter nergens hoe een handtekening eruit moet zien of hoe je “de” handtekening van de plaatser herkent. Je bent dus formeel vrij om naar verschillende instanties toe verschillende handtekeningen te gebruiken, zolang je maar goed onthoudt per instantie wat je handtekening daar is.
In securitytaal: een handtekening zetten is het papieren equivalent van een pincode intypen. "Something you can do" in plaats van "something you know", als het ware. Wie de handtekening kan zetten, wordt geacht de betreffende persoon te zijn.
In de praktijk is het natuurlijk volstrekt ingeburgerd dat je met één handtekening werkt, en dat we met z’n allen doen alsof handtekeningen niet triviaal te vervalsen zijn. De wet zegt over handtekeningen eigenlijk niet veel meer dan wat in artikel 159 Rechtsvordering staat. Een ondertekend document is tegen de ondertekenaar bewijs van de inhoud (tenzij hij tegenbewijs aanlevert). Enkel roepen dat je het zo niet had bedoeld of dat er een fout is gemaakt, gaat je niet helpen. Echter, ontken je stellig dat je dat document nooit getekend hebt, dan moet eerst bewezen worden van wie de ondertekening afkomstig is.
En ja, dat is alles dat de wet hierover zegt. Niets over bewijsvermoedens wanneer vulpennen zijn gebruikt, of dat een betrouwbaar middel voor het overbrengen van inkt moet zijn gebruikt of dat minstens twee door TNO gecertificeerde getuigen aanwezig waren. Het is me dan ook al jaren een doorn in het oog dat we voor digitale handtekeningen een heel raamwerk hebben opgetuigd waarin dat allemaal wél wordt geëist. Met als uitsmijter dat als je dat allemaal doet je “vermoedelijk” een rechtsgeldige handtekening hebt gezet.
Hoe dan ook. Een handtekening is dus handig om bewijs te verzamelen, in dit geval van het feit dat persoon X bij de archiefkast is geweest op tijdstip T. Om te verifiëren dat iemand is wie hij zegt dat hij is, kan het bedrijf vragen dat hij een controlehandtekening plaatst in een logboek. Men mag ook wel vergelijken met de bankpas of identiteitskaart, maar een kopie daarvan bewaren lijkt me niet echt nodig.
Arnoud Engelfriet is ICT-jurist, gespecialiseerd in internetrecht waar hij zich al sinds 1993 mee bezighoudt. Hij werkt als partner bij juridisch adviesbureau ICTRecht. Zijn site Ius mentis is één van de meest uitgebreide sites van Nederland over internetrecht, techniek en intellectueel eigendom. Hij schreef twee boeken, De wet op internet en Security: Deskundig en praktisch juridisch advies.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.