De Nederlandse Staat gaat in beroep tegen een uitspraak van de Haagse kortgedingrechter over het aftappen van advocaten, zo heeft minister Plasterk van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer laten weten. Onlangs oordeelde de Haagse kortgedingrechter dat de Staat zes maanden de tijd krijgt om het beleid voor het afluisteren van advocaten door de AIVD aan te passen, anders moet het afluisteren worden gestaakt.
Eerder was gebleken dat de AIVD communicatie van en met advocaten van Prakken d’Oliveira afluisterde. Het advocatenkantoor eiste voor de rechter in Den Haag dat de AIVD daarmee zou stoppen. Volgens het kantoor moeten advocaten en cliënten in vertrouwen met elkaar kunnen communiceren; het zogenaamde verschoningsrecht van advocaten vormt volgens het kantoor een "ankerpunt van de rechtsstaat". De rechter was het met het advocatenkantoor eens.
Vanwege de uitspraak heeft minster Plasterk van Binnenlandse zaken besloten dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten advocaten alleen nog na onafhankelijke toetsing mogen aftappen, zo heeft hij de Tweede Kamer vandaag laten weten. Daarnaast mag de verkregen informatie alleen in zeer bijzondere omstandigheden aan derden worden verstrekt.
Ondanks de introductie van een onafhankelijke toets stelt Plasterk dat de Staat niet mee kan in het oordeel van de voorzieningenrechter dat er sprake is geweest van onrechtmatig handelen door de AIVD. De Staat gaat dan ook in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter. De Staat maakt er ook bezwaar tegen dat de voorzieningenrechter in een kort geding (aanwijzingen voor) de inhoud van een onafhankelijke toets bepaalt. Dit is volgens de minister aan de regering en het parlement, als wetgever, en niet aan de rechter.
Ook legt de Staat zich niet neer bij het met onmiddellijke ingang verbieden van de verstrekking van informatie uit gesprekken met advocaten zolang niet is voorzien in een onafhankelijke toets. "Mocht immers in de komende tijd uit een gesprek met een advocaat informatie komen die leidt tot het vermoeden dat een aanslag wordt gepleegd, dan zou adequaat optreden in de huidige omstandigheden onmogelijk zijn. In het belang van de nationale veiligheid acht de Staat dit onverantwoord", aldus de minister.
Voor de inrichting van een onafhankelijke toets is een wijziging van de wet noodzakelijk. Vanwege de benodigde wetswijziging gaat de Staat ook in bezwaar tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat binnen zes maanden in een onafhankelijke toets moet worden voorzien. Daar zal volgens Plasterk enige tijd, de verwachting is langer dan zes maanden, mee gemoeid zijn. Over de wijze waarop de onafhankelijke toets wordt ingericht vindt nog nader overleg plaats binnen het kabinet.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.