Bijna één miljoen computers zijn nog steeds met de Confickerworm uit 2008 besmet, wat voornamelijk komt door gebruikers van illegale software en de ICT-ontwikkeling in landen. Dat stellen onderzoekers van de TU Delft, die hun onderzoek volgende week tijdens een conferentie in Washington D.C. presenteren.
Volgens de onderzoekers laten de cijfers zien dat het opruimen van botnets trager verloopt dan het vervangen van Windows XP-computers. Conficker was één van de grootste botnets ooit. De worm verspreidde zich via een lek in de Windows Server-service dat in 2008 via een noodpatch door Microsoft werd gepatcht. Daarnaast gebruikte het gedeelde netwerkmappen en de Autorun-functie. Zes jaar geleden wisten beveiligingsorganisaties en onderzoekers het botnet te "sinkholen", waardoor besmette computers geen verbinding meer met de servers van de cybercriminelen achter het botnet maken.
Ondanks allerlei maatregelen om besmette computers op te schonen, zijn er nog bijna één miljoen computers met Conficker besmet. Het gaat in veel gevallen om illegale versies van Windows XP en Vista. Volgens de onderzoekers schakelen gebruikers van illegale software automatische updates uit, uit angst voor updates die hun illegale software onbruikbaar maakt, ook al heeft Microsoft gesteld dat het ook illegale Windows-versies van beveiligingsupdates voorziet.
Om de problematiek met het opruimen van botnets en opschonen van besmette computers aan te pakken stellen de onderzoekers dat, naast het helpen van landen met hun ICT-ontwikkeling, automatische updates en automatische schoonmaakacties de belangrijkste tools voor het probleem zijn. Softwareontwikkelaars zouden hun software zo moeten instellen dat de installatie van beveiligingsupdates standaard staat ingeschakeld en dat alle computers de updates ontvangen, ook als ze een illegale versie van de software gebruiken.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.