De politie heeft vorig jaar zo'n 2 miljoen keer om de telecomgegevens van Nederlanders gevraagd, wat in 88 procent van de verzoeken ook resultaat opleverde. Dat blijkt uit het vandaag verschenen jaarverslag van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) (pdf), dat onder het ministerie van Justitie en Veiligheid valt.
De opgevraagde gegevens bestaan uit e-mailadressen, ip-adressen en het adres dat bij een telefoonnummer hoort. Het CIOT beheert de gegevens van de telecom- en internetproviders. Deze providers moeten bepaalde gegevens aanleveren bij het CIOT, zoals naam, adres, postcode en woonplaats van de gebruiker. Bevoegde opsporingsdiensten kunnen deze gegevens vervolgens via het CIOT-systeem opvragen. Het systeem stuurt de vraag dan door naar de bestanden van de aanbieders.
De 2 miljoen verzoeken leverden 2,2 miljoen antwoorden op. De meeste verzoeken, zo'n 245.000, waren afkomstig van de Nationale Politie Eenheid Oost-Nederland. Naast de politie hebben vorig jaar ook de 112-centrale, Belastingdienst, Inspectie Leefomgeving en Transport, Inspectie SZW, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Koninklijke Marechaussee, het Landelijk Parket, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksrecherche via het CIOT gegevens opgevraagd. De meeste verzoeken van de politie en overige opsporingsdiensten worden op basis van Artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering gedaan.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.