Een drone met camera die over een naaktstrand vliegt, het gebruik van spyware door jaloerse partners, verborgen camera's in sauna's en kleedkamers en het gebruik van gps-trackers om iemands bewegingen te volgen. Door technologische ontwikkelingen zijn producten waarmee burgers elkaar kunnen bespioneren de afgelopen jaren goedkoper en makkelijker beschikbaar geworden.
Aanleiding voor minister Dekker om het Tilburg Institute for Law, Technology and Society (TILT) de privacyrisico's van dergelijke technologieën te laten onderzoeken. Het rapport, "Spioneren met hobbydrones en andere technologieën door burgers: een verkenning van de privacyrisico’s en reguleringsmogelijkheden", werd vandaag door de minister aan de Tweede Kamer aangeboden.
De onderzoekers stellen dat spionageproducten in enge zin, die specifiek voor spionage zijn ontworpen, en spionageproducten in brede zin, waarvan spionage niet het hoofddoel is maar hier wel voor zijn te gebruiken, de afgelopen jaren breed beschikbaar en steeds goedkoper zijn geworden. Dit heeft geleid tot een toename van mogelijkheden tot spionage in de samenleving.
"De steeds betere kwaliteit van opnames maakt het mogelijk om anderen vanaf grotere afstanden te bespioneren, zelfs door fysieke barrières als muren heen. Ten slotte is de mogelijkheid om informatie stiekem vast te leggen en te verspreiden inmiddels nagenoeg onbeperkt", aldus de onderzoekers. Die wilden met hun onderzoek de vraag beantwoorden hoe het gebruik van hobbydrones en spionageproducten door burgers beter is te reguleren om zo de privacy van burgers te beschermen.
Zo werd er gekeken naar bestaande wet- en regelgeving en of die voldoende is om de eerder genoemde privacyrisico's tegen te gaan. De onderzoekers stellen dat het huidige gebruik van hobbydrones en sspionageproducten om anderen te bespioneren in feite al in strijd is met bestaande wetgeving. Op bepaalde vlakken kan bestaande wetgeving echter worden verduidelijkt en verruimd.
Het grootste probleem dat de onderzoekers met betrekking tot de regulering van hobbydrones en spionageproducten noemen is een gebrek aan naleving en handhaving van de bestaande regels. Dit heeft verschillende redenen. Zo weten slachtoffers vaak niet dat ze worden bespioneerd, en als dit wel duidelijk is, is het vaak lastig om de dader te achterhalen.
Verder stellen de onderzoekers dat de vergoeding die slachtoffers van spionage voor immateriële schade toegekend krijgen vaak erg laag is, waardoor er wordt besloten om geen procedure te starten. Verder zijn de handhavingsmogelijkheden beperkt. "Zelfs in het geval van drones, die het meest zichtbaar zijn van alle spionageproducten, moeten buitengewone opsporingsambtenaren de hinder die drones veroorzaken persoonlijk waarnemen. Het is voor hen echter onmogelijk om constant de straten en de lucht in de gaten te houden om drones te spotten en ze vervolgens te volgen naar hun rechtmatige eigenaar", valt in het onderzoeksrapport te lezen.
De onderzoekers merken op dat wetgeving niet alleen voldoende is en er daarom ook naar andere zaken moet worden gekeken. Zo zou het tegengaan van privacy-inbreuken aan de markt zelf kunnen worden overgelaten. Een andere optie die de onderzoekers noemen is het starten van een nationale bewustwordingscampagnes om burgers bewust te maken van de gevaren van spionageproducten en hen bewust te maken van wat niet is toegestaan. Verder kan er gekeken worden naar zaken als geofencing en een systeem voor identificatie op afstand.
"Voor het voorbereiden van een kabinetsreactie op het onderzoeksrapport wil ik onder meer in gesprek gaan met belanghebbende organisaties. Daarbij denk ik aan betrokken bedrijven, politie, OM en organisaties die privacybelangen behartigen", stelt minister Dekker. Hij verwacht dit najaar een beleidsreactie naar de Tweede Kamer te zullen sturen waarin hij ingaat op de genoemde privacyrisico’s en conclusies zal trekken met betrekking tot de onderzochte reguleringsopties.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.