Privacy First heeft de rechtszaak verloren die het tegen de Nederlandse Staat had aangespannen over ANPR-cameratoezicht. De voorzieningenrechter besloot de vordering van de privacystichting, om ANPR-cameratoezicht buiten werking te stellen, wegens een gebrek aan spoedeisend belang af te wijzen.
Nederland telt 919 vaste kentekencamera's verdeeld over 461 locaties die elke dag gemiddeld vijf miljoen auto's registeren. Naast de kentekens van passerende voertuigen worden ook additionele gegevens opgeslagen, zoals locatie, tijdstip en foto van voertuigen. Sinds 1 januari 2019 worden deze gegevens 28 dagen bewaard. Daarvoor werden kentekengegevens van weggebruikers die in geen enkel bestand voorkwamen onmiddellijk, of in ieder geval binnen 24 uur gewist.
In 2019 werden gemiddeld 4,3 miljoen passerende voertuigen geregistreerd, waarvan ongeveer 1,9 miljoen unieke kentekens. Vorig jaar ging het om gemiddeld vijf miljoen voertuigen per dag, waarvan twee miljoen unieke kentekens. Op piekdagen werden zeven miljoen voertuigen geregistreerd. "Dit is totaal niet noodzakelijk, volstrekt disproportioneel en bovendien ineffectief", zo stelt Privacy First. De stichting wilde door middel van een kort geding de ANPR (Automatic Number Plate Recognition)-wetgeving buiten werking laten stellen omdat die in strijd met het Europees privacyrecht zou zijn.
Volgens de Staat moest de vordering van Privacy First worden afgewezen omdat er geen spoedeisend belang is. De privacystichting stelt dat er wel sprake van een spoedeisend belang is, omdat door de dagelijkse registratie en verzameling van miljoenen foto’s iedere dag sprake is van een stelselmatige ernstige inbreuk op de grondrechten van alle burgers in Nederland.
Ook wijst Privacy First naar berichtgeving dat het Openbaar Ministerie gebruik heeft proberen te maken van onbewerkte foto’s, hetgeen op grond van de ANPR-regelgeving niet is toegestaan. Volgens de rechtbank gebeurt dit niet op grote schaal en is er ook geen sprake van andere structurele misstanden bij de inzet van ANPR-cameratoezicht. Daarnaast zijn de camera's al sinds 2019 actief.
"Zoals de Staat terecht heeft opgemerkt, zijn de Wet ANPR en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving reeds op 1 januari 2019 in werking getreden. De door Privacy First gestelde stelselmatige ernstige inbreuk op grondrechten deed zich ten tijde van de kortgedingdagvaarding dus al ruim tweeënhalf jaar voor. Privacy First heeft kennelijk gedurende die periode geen aanleiding gezien om zich in rechte op de onverbindendheid van die regelgeving te beroepen", aldus de rechter.
Die komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, terwijl dat wel is vereist om een vordering in een kort geding te kunnen instellen. Daardoor is de voorzieningenrechter niet aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering toegekomen. Doordat Privacy First de rechtszaak heeft verloren moet het de kosten van het geding aan de Staat betalen, wat bijna 1700 euro is.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.