De naleving van de AVG door overheden is nog niet op het gewenste niveau. De regering zou hier dan ook meer in moeten investeren, zo blijkt uit onderzoek van het WODC naar het naleven van de privacywet door overheidsinstanties. Het kabinet komt eind maart met een reactie op de conclusies van het vandaag gepresenteerd onderzoek.
In 2021 besloten de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Rechtsbescherming om het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek te laten doen naar de oorzaken voor het niet naleven van de AVG door overheden. Het gaat hierbij om de overheid in alle facetten, van rijksoverheid en uitvoeringsorganisaties tot gemeenten en provincies. Daarnaast moest het WODC met suggesties komen om de situatie te verbeteren.
Volgens de onderzoekers blijkt dat de correcte verwerking van persoonsgegevens na invoering van de AVG een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar nog niet op het gewenste niveau is. "De kennis van de AVG bij overheden neemt toe. Maar dat betekent niet dat naleving van de AVG altijd vanzelfsprekend is. Dat is vaak geen bewuste keuze. Soms ontbreekt voldoende besef dat het beoordelen van AVG-aspecten vooraf moet gaan aan een verwerking van persoonsgegevens."
De onderzoekers ontdekten ook dat de onderzochte overheden een enkele keer expliciet de keuze maakten om de AVG niet na te leven. "Dan zou echt gesproken kunnen worden van tekortkomingen op ‘willen’. Maar dat zijn eerder de uitzonderingen die de regel, het gaat steeds beter met de naleving van de AVG, bevestigen", zo staat in de conclusie vermeld.
Het rapport bevat ook verschillende aanbevelingen om het naleven van de AVG binnen overheidsorganisaties te versterken. Zo worden de ministers voor Rechtsbescherming en van Binnenlandse Zaken opgeroepen om verdere investeringen bij overheidsorganisaties te doen en een stimulerende rol te pakken om zo de privacyorganisatie bij overheden steviger te funderen en privacybewustzijn sterker te verankeren.
Verder stellen de onderzoekers dat er bij overheidsorganisaties specifiek aandacht nodig is voor het tijdig betrekken van privacybelangen bij de ontwikkeling van projecten die gepaard zullen gaan met verwerking van persoonsgegevens, bijvoorbeeld door het tijdig opstellen van een privacyonderzoek (DPIA). Ook moet management en bestuur het belang van privacybescherming "in woord en daad" benadrukken en hierbij het voorbeeld geven.
De onderzoekers doen ook aanbevelingen voor de Autoriteit Persoonsgegevens. Ze stellen dat de toezichthouder vooral handhaving prioriteit lijkt te geven. "Vanuit het veld is een duidelijke behoefte aan meer communicatie, voorlichting en sturing door de AP. Specifiek is het wenselijk om meer (informeel) contact mogelijk te maken met een meedenkend en adviserend karakter."
Verder vinden de onderzoekers dat de Autoriteit Persoonsgegevens meer werk zou moeten maken van ingediende meldingen over datalekken en dat het systeemgerichte toezicht van de AP voor versterking in aanmerking komt. "Samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken streef ik ernaar voor het einde van dit kwartaal inhoudelijk te reageren op de conclusies van het onderzoek", reageert minister Weerwind voor Rechtsbescherming.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.