Een man die als agent bij de politie werkzaam was en vorig jaar werd veroordeeld voor computervredebreuk en schending van zijn ambtsgeheim heeft terecht zijn dna moeten afstaan, zo oordeelt de rechtbank Noord-Holland. De agent zocht in politiesystemen naar vertrouwelijke informatie en deelde deze met andere personen.
"De verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Met de aan hem gegeven autorisatie ten behoeve van zijn functie als politieagent heeft de verdachte bevragingen gedaan in de politiesystemen zonder dat daartoe vanuit de uitoefening van de politietaak enige aanleiding bestond", zo oordeelde de rechter afgelopen oktober. "Daarnaast heeft de verdachte meermaals zijn ambtsgeheim geschonden door vertrouwelijke informatie te delen met onbevoegde derden."
Volgens de rechter heeft de politie toegang tot een enorme hoeveelheid gegevens van burgers. "Juist van politieambtenaren mag – mede gelet op de aard van de functie en de ambtseed die moet worden afgelegd – worden verwacht dat zij betrouwbaar en integer handelen en in dat kader zorgvuldig en respectvol omgaan met de gegevens die zij vanuit hun functie kunnen raadplegen." Door in de politiesystemen te grasduinen heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de privacy van burgers, maar bovendien het vertrouwen van de samenleving in de politie geschaad, stelde de rechter verder.
De agent, die strafontslag kreeg, werd door de rechter veroordeeld tot een taakstraf van 54 uur, die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Veroordeelden voor misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan moeten verplicht dna afstaan, aldus het ministerie van Justitie en Veiligheid. Er zijn echter uitzonderingen. De man, die inmiddels als timmerman werkt, maakte bezwaar tegen opname van zijn dna. Hij stelde dat dit niet van belang kan zijn voor de opsporing of voorkoming van de feiten waarvoor hij is veroordeeld.
Het afstaan van dna-materiaal is geregeld in de Wet DNA. Daarin is onder meer een uitzondering gemaakt voor ‘valsheid in geschrift’. Volgens de advocaat van de verdachte moet deze uitzondering, op basis van twee eerdere rechtbankuitspraken, ook worden doorgetrokken naar computervredebreuk en schending van het ambtsgeheim. De rechter ging hier echter niet in mee en stelde dat een uitzondering niet van toepassing is.
"Ten aanzien van computervredebreuk of vergelijkbare cyberdelicten zijn er verschijningsvormen te bedenken waarbij dna-sporen op gegevensdragers van belang kunnen zijn. Dat in onderhavige zaak dna-onderzoek niet heeft plaatsgevonden, maakt dat niet anders", zo oordeelde de rechter. Ook in het geval van het schenden van het ambtsgeheim komt de rechter tot dezelfde conclusie, namelijk dat ook dit feit gepleegd kan worden met fysieke documenten waarop dna-materiaal kan worden aangetroffen. Het bezwaar van de verdachte werd dan ook afgewezen.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.