De Amerikaanse internetpionier Vint Cerf, één van de "vaders van het internet" die samen met Yogen Dalal en Carl Sunshine het TCP-protocol bedacht, dacht dat een 32-bits adresruimte voldoende voor ip-adressen zou zijn. Al enige tijd is echter duidelijk dat er een grote behoefte aan meer adressen is. Toch dacht men in 1973 dat een 32-bit adresruimte voldoende zou zijn, zo laat hij tegenover IEEE Spectrum weten. "Ik denk niet dat ik op dat moment 128 had kunnen verkopen", voegt Cerf toe.
Hij stelt verder dat hij destijds niet genoeg aandacht aan security besteedde, iets wat hij achteraf betreurt. "Ik had graag gezien dat we in het begin meer end-to-end security aan het systeem hadden toegevoegd." Tijdens een IPv6-conferentie van Google in 2008 verklaarde Cerf dat de beslissing om een 32-bit adresruimte te gebruiken het resultaat was van een jaar lang ruziën tussen een aantal engineers die het niet eens konden worden om 32-bit, 128-bit of een variabele lengte te gebruiken.
"En na een jaar van ruziën zei ik, ik ben nu bij ARPA, ik leid het programma, ik betaal hiervoor en gebruik Amerikaans belastinggeld, en ik wilde voortgang boeken, om dat we niet wisten of het zou werken. Dus ik zei 32-bits is genoeg voor een experiment", aldus Cerf destijds. De grondleggers van het internet hadden nooit gedacht dat het zo'n succes zou worden. Door dit succes is er al tijden een tekort aan IPv4-adressen. Volgens Cerf is IPv6, dat een 128-bits adresruimte gebruikt, dan ook de poging om het internet "dertig jaar later" schaalbaar te maken.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.