Vrijheid en noodzakelijkheid In de wetenschap wordt dit probleem opgelost door (vooraf) af te spreken wat met de relevante begrippen bedoeld wordt; de betekenis wordt vastgelegd.
Grappig dat wij daar met het woord werkelijkheid zo moeilijk uitkomen, terwijl natuurwetenschap erop gebaseerd is dat je kennis opdoet door dingen aan de werkelijkheid te toetsen.
Je zegt het goed: om aan te
toetsen. De natuurwetenschap toetst haar hypotheses aan de werkelijkheid, zoals zij die in haar wetenschappelijke experimenten benadert. De kennis (wetenschap) die zij op die manier opbouwt is direct gebaseerd op wat er met de hypotheses gebeurt: die worden bevestigd of niet bevestigd. Zo ontstaat het hele bouwwerk van de natuurwetenschap en de op die bepaalde wijze ontdekte wetmatigheden in haar onderzoeksobjecten (wetten).
De natuurwetenschap zal nooit pretenderen dat zij de werkelijkheid
is; de relatie tussen de natuurwetenschap en de werkelijkheid is onbekend, hoewel die er zeker moet zijn (anders zou de werkelijkheid niet "meewerken"). De natuurwetenschap pretendeert alleen dat haar kennis
werkt. En daarvan zijn de bewijzen overtuigend: de hele techniek namelijk.
De natuurwetenschap interesseert het ook niet hoe haar relatie met "de werkelijkheid" nou precies is, dat is niet relevant, haar kennis is werkbaar en daar gaat het om.
Het is goed om altijd in het achterhoofd te houden dat de natuurwetenschap geen
ethiek of moraal kent (ethiek en moraal worden door haar beschouwd als subjectieve categorieën, als iets wat mensen kunnen hebben - of niet kunnen hebben). Zij kijkt uitsluitend ernaar of iets werkt. De natuurwetenschap creëert in essentie alleen techniek. Dit heeft bepaalde consequenties (zie daarvoor onderaan).
Laat ik het dan zo zeggen: met werkelijkheid bedoel ik dat wat natuurwetenschappers gebruiken om hypothesen aan te toetsen.
Daar zijn wij het over eens.
Voor de verschillende persoonlijke "werkelijkheden" van mensen zijn er woorden als wereldbeeld, geloof, overtuiging, opvatting.
Dat zijn allemaal werkelijkheden die wij "
subjectief" noemen. De samenleving is echter niet alleen een subjectieve, persoonlijke werkelijkheid, de samenleving is niet alleen een persoonlijke opvatting of een persoonlijk idee! De samenleving is net zo werkelijk als de fysieke werkelijkheid, maar dat (gedeeltelijk) op een andere manier.
Je kunt, kortom, de samenleving niet reduceren tot alleen iets persoonlijks, iets subjectiefs!!! De samenleving bestaat (onder andere) uit uitgekristalliseerde gewoontes en samenwerkingsvormen (hoe wij onze samenleving, onze staat en onze economie ingericht hebben).
De samenleving overstijgt het persoonlijke, individuele niveau.
De samenleving overstijgt de individuen die er deel van uitmaken.
(..) • Maar ik ben me er ook van bewust dat die wetenschappelijke theorieën alleen maar modellen zijn, bedachte constructies, die in de praktijk een hoop weten te verklaren en ook te voorspellen, en dat daar een werkelijkheid onder ligt die we misschien niet kennen en misschien zelfs helemaal niet kunnen kennen, maar die er toch moet zijn omdat die wetmatigheden uit iets voort moeten komen.
Mee eens.
Wat die niveaus met elkaar gemeen hebben, en dat is het belangrijke punt, is dat die werkelijkheid iets is dat we delen, niet voor de ene persoon anders is dan voor de andere. We kunnen er anders over denken, we kunnen in andere dingen geloven, maar die gedeelde werkelijkheid is er wel.
Mee eens: die gedeelde werkelijkheid is er. Maar je moet twee
niveaus wel strikt van elkaar blijven onderscheiden in het denken erover:
1/ de gedeelde werkelijkheid op het niveau van de fysieke werkelijkheid c.q. de werkelijkheid zoals je die m.b.v. de natuurwetenschappelijke methode kunt ontdekken;
2/ de werkelijkheid waarvan je moet veronderstellen dat die eronder ligt (omdat zoals jij zegt: de wetmatigheden ergens uit moeten voortkomen).
Alleen over 1. kun je uitspraken doen omdat die werkelijkheid gedefinieerd is.
Over 2. kun je principieel niets zeggen, die kun je alleen als noodzakelijke
aanname (voor 1) opvoeren. Daarover kun je dus ook
niet beweren dat die
niet voor de ene persoon anders is dan voor de andere persoon want dat geldt alleen met zekerheid op niveau 1 (op het niveau van de fysieke werkelijkheid werkt de werkelijkheid voor iedereen hetzelfde).
De
bron - zo noem ik niveau 2 - kan groter zijn dan wat nodig is om daaruit de fysieke werkelijkheid (thermodynamica etc) te genereren.
Je kunt m.a.w. niets naders over deze bron zeggen (over hoe die eruitziet ziet e.d.), behalve dat die de wetten van de fysieke werkelijkheid genereert. Dat kan echter maar een
deel zijn van wat uit deze bron komt.
Ons
discussiepunt ligt op
niveau 2; waar je feitelijk dus niets over kunt zeggen omdat je er niets van weet. Je moet het bestaan van "de" werkelijkheid op dit niveau echter altijd
vooronderstellen.
Ik stel (= aanname) dat de sociale werkelijkheid (de menselijke samenleving) als een aparte dimensie óók door déze werkelijkheid (de bron) gegenereerd wordt, evenals zij dat doet voor de natuurwetten c.q. de fysieke werkelijkheid (de andere dimensie).
Analoog aan hoe jij op het bestaan van niveau 2 uitkomt omdat de natuurwetten (wetmatigheden) uit die werkelijkheid
moeten stammen (de bron), zo moet
ik bij de aard van sociale verschijnselen (waaruit de samenleving,
gedeeltelijk, is samengesteld, namelijk voorzover deze niét door de wetmatigheden van de fysieke werkelijkheid bepaald wordt en daarmee principieel door mensen
vrij bepaald kan worden) een onderliggende werkelijkheid
vooronderstellen die deze vrijheid, deze afwezigheid van de wetmatigheden die gelden in de fysieke werkelijkheid (= niveau 1) genereert.
Het onderscheidende
principe tussen deze twee dimensies die uit de bron (= niveau 2) gegenereerd worden is dus het principe van
vrijheid vs.
noodzaak, bepaaldheid vs. onbepaaldheid.
De natuurwetenschappen kunnen nooit deze menselijke vrijheid (hoe gaan we onze samenleving inrichten) beschrijven omdat zij zich alleen met het gebied van de
noodzakelijkheid bezighouden; zij zijn
determinerend. Zij ontdekken immers alléén wetmatigheden (wetten); de onregelmatigheden daarbinnen fungeren als tekortkomingen van de verklarende theorieën; het zijn
afwijkingen,
anomalieën, van datgene wat nagestreefd/ gewenst wordt in deze wetenschap, van wat de essentie van deze wetenschap is.
(..) Je kunt met dezelfde fysieke hersenen daarom ook totaal tegenovergestelde dingen denken. Je kunt alles denken.
Ik zie geen enkele reden waarom de fysieke basis uitsluit dat er tegengestelde gedachten bestaan en voorstellingen van fysiek onmogelijke dingen geproduceerd worden.
Dat is de consequentie van jouw materialistische visie. Anders kun je niet verklaren hoe die kunnen ontstaan.
Uiteraard kun je denken: dat weten we nu nog niet, maar dat kunnen we in de toekomst wèl weten, wanneer we in de natuurwetenschappen nog veel meer zullen weten dan we op dit moment weten (dat is de enige uitweg in jouw visie).
Dat zou zoiets zijn als denken dat een roman geen fictie kan zijn omdat papier en inkt geen fictie zijn. Misschien zou jij zeggen dat de inkt en het papier het materiële substraat van de roman zijn en dat het verhaal een andere werkelijkheid is.
Precies, omdat dat (fictieve) verhaal niet
volledig herleidbaar is tot (en dus niet volledig te verklaren is vanuit) de materie, het materiële substraat.
Mijn punt is dat die alternatieve werkelijkheid als verhaal, als fantasie, als fictie, werkelijk bestaat binnen onze fysieke werkelijkheid. Anders konden we dat boek niet lezen.
Dat klopt.
En het verhaal bestaat nergens anders dan in onze werkelijkheid, dat is waar hij onderdeel van is.
Denkfout:
1/ het verhaal bestaat in onze (fysieke) werkelijkheid. Klopt.
2/ het verhaal is een onderdeel van onze fysieke werkelijkheid. Klopt.
3/ daaruit volgt niet dat het verhaal
nergens anders bestaat. Het verhaal kan óók nog ergens anders bestaan.
Jij doet de hele tijd alsof de fysieke werkelijkheid "de" werkelijkheid überhaupt is.
De fysieke werkelijkheid is een noodzakelijke, maar niet een
uitputtende voorwaarde voor het bestaan van het verhaal. Oftewel, voor een verhaal is méér nodig dan de fysieke werkelijkheid (in
mijn visie, die uitgaat van (minimaal) twee werkelijkheden).
Op een analoge manier zijn onze gedachten, ook als we dingen (be)denken die afwijken van de fysieke werkelijkheid, toch onderdeel van die werkelijkheid omdat ze zich in onze hersenen afspelen. En al onze sociale, maatschappelijke en culturele "werkelijkheden" bestaan ook binnen de werkelijkheid die we delen.
Klopt. Ze bestaan binnen de fysieke werkelijkheid, maar worden er niet
volledig door gedefinieerd (bepaald c.q. verklaard).
(..) Je noemt verderop reductionisme. Een reductionist denkt dat als je maar snapt hoe een neuron werkt en hoe die signalen aan elkaar doorgeven je daaruit de werking van het geheel af kan leiden. Dat is helemaal niet wat ik denk.
Dat is precies hetzelfde als wat jij doet. Jij noemt het alleen geen "neuron", maar "fysieke werkelijkheid". Daaruit leid jij af hoe de onderliggende werkelijkheid (= niveau 2) eruitziet en wel
volledig, één op één.
Uit de werking van de fysieke werkelijkheid kun je niet de werking van het geheel (= niveau 2) afleiden, waarvan de fysieke werkelijkheid een deel is.
Dat probeerde ik duidelijk te maken in bovenstaande 1-2-3-redenering.
De essentie van ons
twistpunt ligt precies hier: de aard van de relatie tussen
deel en geheel. En dan niet op het vlak van niveau 1 (het neuronniveau), maar op het vlak van niveau 2 (de achterliggende werkelijkheid).
Maar ik denk wél dat dat waanzinnige informatieverwerkende netwerk onze gedachten produceert, en dat processen die in dat netwerk plaatsvinden net als dat netwerk zelf onderdeel zijn van de werkelijkheid. Ook als onze gedachten vol zitten met dingen die fysiek onmogelijk zijn.
Je zegt het goed: "
zijn onderdeel van".
De wetenschap is in essentie een onderzoeksmethode, dat betekent dat de manier waarop de fysieke werkelijkheid (= het onderzoeksobject) benaderd moet worden exact wordt vastgelegd zodat deze manier reproduceerbaar is. Reproduceerbaarheid is gefundeerd op communicatie, communiceerbaarheid.
Reproduceerbaarheid is ook gebaseerd op het gegeven dat de werkelijkheid die reproduceerbaarheid heeft. Zonder dat was er geen wetenschap mogelijk.
Klopt helemaal! Dat heeft met het onderzoeksobject van de natuurwetenschappen te maken: de natuur. Wanneer er in de natuur géén enkele wetmatigheid te vinden was zouden wij in een volkomen amorfe chaos leven, die voortdurend veranderde (en zouden wijzelf ook van hetzelfde laken een pak zijn).
Omdat de natuur zich heel gedisciplineerd gedraagt kunnen wij er wetmatigheden in vinden.
Je kunt geen enkel fenomeen in de samenleving, in de geschiedenis van de mensheid m.b.v. thermodynamica verklaren. De fysieke werkelijkheid is maar één dimensie van de werkelijkheid van de mens.
Als je denkt dat je alles kunt verklaren met begrippen en methodes van de fysieke werkelijkheid ben je niet alleen een extreme reductionist, je zult daar ook nooit in slagen.
Ik denk ook helemaal niet dat we daarin zullen slagen.
Wat ik wel denk is dat de werkelijkheid niet beperkt is tot de fractie ervan die we met ons brein kunnen bevatten. Ik zie geen enkele reden om dingen waar we met onze pet niet bij kunnen dan maar te "verklaren" door ze buiten de werkelijkheid te plaatsen.
Ik plaats deze zaken ook niet
buiten de werkelijkheid (= niveau 2). Ik plaats ze
voor een deel buiten de fysieke werkelijkheid (= niveau 1).
Voor mij is alles wat er is, inclusief gedachten, overtuigingen, fantasieën en totale waanzin, inclusief sociale, maatschappelijke en culturele processen, per definitie onderdeel van de werkelijkheid.
Mee eens, en wel op beide niveaus.
MAAR de door jou genoemde verschijnselen kunnen
niet volledig m.b.v. de natuurwetenschappelijke methode verklaard worden omdat deze verschijnselen gedeeltelijk een andere
kwaliteit hebben.
Wel is het zo dat gedachten, overtuigingen etc. die over de werkelijkheid gaan geen realistische weergave van de werkelijkheid hoeven te zijn. Maar die gedachten, overtuigingen etc. vinden desondanks wel plaats in de werkelijkheid, ze zijn er onderdeel van.
Mee eens.
Het ging ondertussen om de vraag of Albert Heijn, zoals de topicstarter aangeeft, gezichtsherkenning op klanten loslaat om winkeldieven te herkennen. Het is onzin dat het in de werkelijkheid van de een wel gebeurt en in de werkelijkheid van de ander niet, de vraag die er bij zoiets toe doet is wat er echt gebeurt in de werkelijkheid waar we allemaal deel van uitmaken.
Mee eens.
Maar het is je uiteraard ook opgevallen dat de relevantie van het (onbevestigde) feit van wel of niet gezichtsherkenning bij AH voor mensen van belang is omdat ze het er wel of niet mee eens zijn, het wel of niet willen hebben in hun supermarkten.
Met de hoofdwetten van de thermodynamica e.a. wetten speelt de kwestie van "ben ik het wel of niet ermee eens" of "wil ik wel dat die wetten zo functioneren" helemaal niet! Over de
werking van (bekende) techniek -wat iets fundamenteel anders is dan de
toepassing ervan! - is iedereen het eens. Iemand die zich beklaagt over het feit dat hij/zij altijd naar beneden valt en nooit eens naar boven wordt algemeen als niet goed snik beschouwd.
En dàt is nu precies het anderssoortige van de sociale werkelijkheid. Daar is datgene wat mensen ervan vinden (mee eens of niet mee eens) een
bepalend, een
constituerend element van deze werkelijkheid!
Dat is in de fysieke werkelijkheid en in de hele natuurwetenschappen
niet het geval.
De zwaartekrachtwet werkt,
ongeacht wat mensen daarvan vinden.
De sociale werkelijkheid is daarentegen principieel veranderbaar, zij ligt niet vast. Dat kun je van de natuurwetten niet zeggen; die zeggen juist het tegenovergestelde (anders zou het geen wetmatigheid betreffen).
Daarom is dit een geheel ander soort werkelijkheid, die weliswaar óók fysiek is (je kunt wel het hele autopark elektrificeren, maar niet verlangen dat deze auto's los van de natuurwetten kunnen rijden) maar daar óók nog eens bovenuit gaat.
Mensen nemen geen genoegen met een samenleving die alleen bestaat uit techniek.
Mensen maken
in vrijheid hun sociale wereld, de samenleving, "binnen" de fysieke werkelijkheid. Dit element van de werkelijkheid onttrekt zich
gedeeltelijk aan de natuurwetten en is voor dat deel onbepaald,
vrij.
Natuurwetenschappers zijn alléén bezig met het ontdekken van wetmatigheden.
Dat is hun bestaansreden als wetenschap.
Met het ontdekken en formuleren van wetmatigheden (wetten) kun je het deel van de werkelijkheid dat vrij maakbaar is dus niet
volgens zijn aard benaderen. Want dan ben je alleen maar bezig om die vrijheid weer ongedaan te maken en te onderwerpen aan de geldigheid van de in hun werking dwingende wetten. Dat is hetzelfde als deze werkelijkheid "verkrachten" zoals in een zuivere
technocratie gebeurt. Een technocratie ontstaat door zuiver technisch denken, zuiver natuurwetenschappelijk denken.
De natuurwetenschap leidt linea recta naar techniek/ technologie; zij creëert techniek. Techniek is de belichaming van wetmatigheid. En bevindt zich volledig in het
domein van de noodzakelijkheid. De nijptang knijpt, de schaar knipt, de bom detoneert, AI ontvouwt haar intelligentie. Alles perfect verlopend, langs gecalculeerde, gebaande wegen (anders zou de schaar niet kunnen knippen en de bom niet kunnen ontploffen). Elke techniek is een specialisme, een tunnelvisie a.h.w.
De natuurwetenschap kan daarom alléén een technische samenleving creëren. In zo'n samenleving gaat al het menselijke dood. Omdat de aard van het menselijke niet technisch is.
De natuurwetenschappen hebben mensen
niets te melden over hoe ze een andere samenleving dan een louter technische kunnen inrichten, oftewel hoe mensen een samenleving kunnen inrichten die ook ruimte biedt aan het
domein van de vrijheid. Dat is een domein dat alléén met de mens verbonden is.
Daartoe zal de mens iets
anders moeten ontwikkelen dan natuurwetenschap.
De bestaande
menswetenschappen zijn daarvoor volledig ongeschikt omdat die de natuurwetenschappelijke methode
gekopieerd hebben en dus principieel hetzelfde doen als wat de natuurwetenschap doet: het ontdekken van wetmatigheden (in menselijk gedrag). De bestaande sociale wetenschappen doen exact hetzelfde als wat de natuurwetenschap doet met de natuur:
beheersen - maar dan met mensen.
De huidige menswetenschappen vormen het domein van de vrijheid om in het domein van de noodzakelijkheid. Zij bouwen aan een "menselijke" gevangenis.