Deze classificatie is vooral een manier om de verantwoordelijkheid voor het probleem in schijn weg te halen bij grote internetbedrijven die schadelijke, verslavende "sociale media" en "games" aanbieden, en om verantwoordelijkheid tegelijk ook in schijn weg te halen bij de overheid. Door middel van de classificatie met "icoontjes" zegt de overheid: "Mijn naam is haas, wij van de overheid hebben de ouders gewaarschuwd met onze icoontjes. Als het dan toch misgaat, is het de schuld van de ouders, aan wie de ouderlijke macht/verantwoordelijkheid kennelijk niet kan worden toevertrouwd."
Het is een door en door neoliberaal-technocratische schijn-oplossing.
De volgende stap is dan dat de overheid, na eerst haar eigen zorgplicht ten aanzien van ouders en kinderen te hebben verzaakt, na het mislukken van het icoontjes-beleid een grote broek aantrekt en voor zichzelf een autoritaire controlebevoegdheid opeist waarvan de implementatie mag worden geautomatiseerd, door middel van internetfilters die van overheidswege worden voorgeschreven en opgelegd, mede op basis van leeftijdsverificatie van elke gebruiker.
De nu voorgestelde "Europese classificatieplicht" is een opstapje daarvoor. Waarom een classificatie-PLICHT, als het ontbreken van een icoontje aan elke ouder al duidelijk maakt dat het betreffende sociale medium of de betreffende game niet is goedgekeurd voor kinderen? Een dergelijke classificatieplicht leidt toe naar een VERBOD op het toegankelijk maken van de betreffende diensten, maar dan niet een verbod gericht op de aanbieders/daders (de internetbedrijven), maar een verbod gericht op de slachtoffers (ouders en kinderen).
Het zou natuurlijk heel anders moeten. Wat overheden zouden moeten doen, is de grote internetbedrijven rechtstreeks aanspreken op de schadelijke effecten van bepaalde "diensten" (bijv. bepaalde sociale media of games) die zij aanbieden, en hen verplichten om diensten te leveren die gevrijwaard zijn van die schadelijke effecten.
Dit zou vergelijkbaar zijn met het nu reeds geldende verbod op de verwerking van bepaalde giftige stoffen in kinderspeelgoed dat wordt verkocht (denk in dit verband ook aan het technische CE-keurmerk). Een bedrijf dat zich daar niet aan houdt, wordt bestraft (bijvoorbeeld met een boete), en het betreffende kinderspeelgoed wordt uit de handel genomen, desnoods fysiek door de politie (wat in de praktijk bijna nooit nodig is, omdat bedrijven het veelal zelf al uit de winkels halen als publiekelijk bekend wordt dat ze niet voldoen aan het verbod op giftige stoffen of de plicht om een veilig product te leveren).
Voor de overheid en grote internetbedrijven is het veel makkelijker om het probleem van schadelijke sociale media en games af te schuiven naar ouders en kinderen. Want dan kunnen ze onderling een strijd vermijden over waar de grens moet liggen tussen de macht van de overheid om zaken te verbieden, en de vrijheid van bedrijven om zaken aan te bieden. Als overheid en internetbedrijven dat onderlinge gesprek wel aangaan, zal ook de artistieke vrijheid van bijv. game-ontwerpers onderwerp van gesprek moeten worden, en daarover zullen dan rechtszaken worden gevoerd, die de inbreng van deskundigheid vereisen - zowel psychologische deskundigheid (geen exacte wetenschap, maar wel van wezenlijk belang) als deskundigheid op het gebied van feitelijk gemeten effecten van sociale media en games.
Een open gesprek daarover door verschillende, machtige belanghebbenden (overheid, grote internetbedrijven, game-ontwerpers verenigd in branche-organisaties, en wellicht ook verenigingen(!!!) van ouders) zou enorm bevordelijk zijn voor kennisvergroting en maatschappelijke bewustwording op het gebied van de effecten van sociale media en games, en voor de ontwikkeling van transparante normen die niet of althans minder makkelijk kunnen worden misbruikt voor censuur.
Zo'n gesprek vereist wel een betrokken en tegelijk niet-autoritaire houding van de overheid. Dat lijkt voor veel overheidsfunctionarissen, vooral op de senior- en managementniveaus, een bijzonder moeilijke combinatie te zijn: WEL (oprecht, intrinsiek) betrokken maar tegelijk NIET (crypto)autoritair. Ook zou deze benadering onafhankelijke, transparante, goed-gemotiveerde rechtspraak vereisen - ook geen vanzelfsprekendheid in een land waar veel rechters gepolitiseerd zijn en het onderscheid tussen hun eigen subjectieve meningen en de materiële betekenis van de wet niet meer goed kunnen of willen maken.
Maar als zo'n maatschappelijk gesprek niet wordt aangegaan maar het probleem simpelweg met wat icoontjes plus een classificatieplicht over de schutting wordt gegooid naar ouders en kinderen, dan worden ouders en kinderen linksom of rechtsom de dupe. Dan komt ofwel de schade van verslaving bij hen terecht, ofwel hun vrijheid wordt op autoritaire wijze ingeperkt en ze krijgen te maken met censuur.
M.J.