Minister Remkes gaat in hoger beroep tegen de uitspraak die de rechtbank in Den Haag gisteren deed over de AIVD. De rechter beval de inlichtingendienst te stoppen met het volgen en afluisteren van twee Telegraaf-journalisten.
De rechter stelde dat de inzet van bijzondere inlichtingenmiddelen in deze zaak op zichzelf rechtmatig was. En wanneer het gaat om de toepassing van die bijzondere inlichtingenmiddelen – het volgen, observeren en tappen – daarvan niemand is uitgezonderd, ook journalisten niet.
In dit concrete geval heeft de rechter een aantal eisen van de Telegraaf echter grotendeels toegewezen met een verwijzing naar de proportionaliteit. Uiteraard respecteert de Staat de uitspraak, zo laat Remkes op zijn website weten, maar de uitspraak roept toch enkele vragen bij hem op:
De feiten – de vraag óf er is afgeluisterd – zijn niet vastgesteld. Sterker: het staat niet vast dát er is afgeluisterd, zo ja, waarom er is afgeluisterd en – eveneens zo ja – welke afwegingen daarbij gemaakt zijn.
De rechter erkende dat de AIVD geen mededelingen mag doen over vermeend afluisteren, omdat de wet dat simpelweg verbiedt. Hij had verder begrip voor de houding van journalisten om verder geen toelichting te geven op het vermeende afluisteren, vanwege bronbescherming. Hoewel in deze zaak inhoudelijk dus veel niet duidelijk is, was de rechter tóch van oordeel dat de journalisten daadwerkelijk zijn afgeluisterd én dat het in dit specifieke geval disproportioneel is toegepast, zo gaat de Minister van Binnelandse Zaken en Koninkrijksrelaties verder.
Volgens Remkes kan deze uitspraak verstrekkende gevolgen hebben voor de taakuitvoering en werkwijze van de AIVD. De AIVD zou alleen kunnen functioneren wanneer operationele informatie, informatie over operaties, agenten en menselijke bronnen nimmer naar buiten komt.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.