Minister Van der Steur heeft gisteren het nieuwe wetsvoorstel bewaarplicht telecomgegevens naar de Tweede Kamer gestuurd. Vorig jaar stelde de rechter de vorige bewaarplicht nog buitenwerking omdat die inbreuk op de privacy en het recht op bescherming van persoonsgegevens maakte.
In de nieuwe bewaarplicht wordt een bewaartermijn van 6 maanden voor internetgegevens, zoals ip-adressen, en 12 maanden voor telefoniegegevens, zoals nummers en duur van het gesprek, voorgesteld. Experts hebben eerder aangetoond dat dergelijke metadata een zeer uitgebreid beeld van iemands privéleven kunnen geven. Volgens Van der Steur is de bewaarplicht nodig om criminaliteit te bestrijden.
Verder is in het nieuwe wetsvoorstel opgenomen dat de officier van justitie na toestemming van de rechter-commissaris toegang tot de opgeslagen gegevens krijgt. Tevens moeten telecomaanbieders de gegevens binnen de Europese Unie opslaan en verwerken. Dit is nodig zodat adequaat toezicht op de bescherming van persoonsgegevens is gegarandeerd, aldus de minister.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft zich ook over het wetsvoorstel gebogen. De vraag of een algemene bewaarplicht van bepaalde telecomgegevens onevenredig is heeft de Raad van State niet beantwoord, aangezien deze vraag op dit moment nog bij het Hof van Justitie ligt. Wel laat de Raad van State zich uit over de toegang tot de bewaarde telecomgegevens.
In het wetsvoorstel wordt de toegang van de officier van justitie tot de bewaarde telecomgegevens beperkt. Zo moet het vorderen van de data door de officier van justitie gerechtvaardigd zijn gelet op de ernst van het misdrijf. Concrete criteria om de ernst van het misdrijf te kunnen beoordelen ontbreken echter in het wetsvoorstel. De Raad van State adviseert dan ook om de categorie misdrijven waarvoor opgeslagen gegevens mogen worden gevorderd nader te omschrijven.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.