In het wetsvoorstel dat de veiligheidsdiensten bijzondere bevoegdheden geeft is de controle op de veiligheidsdiensten onvoldoende geregeld, zo heeft de Raad voor de rechtspraak bekendgemaakt. De toetsingscommissie die toezicht moet houden beschikt niet over de middelen om dit te doen.
Om toezicht te houden op de inzet van bijzondere bevoegdheden door de veiligheidsdiensten is de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) bedacht. Volgens het wetsvoorstel geeft de minister toestemming voor gebruik van bijzondere bevoegdheden, zoals het afluisteren van een telefoon of inbreken op een computer. De TIB toetst vervolgens de verleende toestemming. In het wetsvoorstel is het oordeel van de TIB 'bindend'. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel schrijft de regering dat dit de ministeriële verantwoordelijkheid niet in de weg staat.
De Raad plaatst hier vraagtekens bij: er is immers geen ministeriële verantwoordelijkheid als de minister geen bevoegdheid heeft. De Raad voor de rechtspraak dringt in zijn wetgevingsadvies aan op duidelijkheid over dit vraagstuk, omdat anders onduidelijkheid blijft bestaan over de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid en de onafhankelijkheid van de TIB.
Een ander belangrijk punt in het wetgevingsadvies van de Raad is dat volgens het Wetsvoorstel de TIB bij haar toetsing geen toegang heeft tot de gegevens van de veiligheidsdiensten. De reden is dat de TIB alleen op rechtmatigheid dient te toetsen. Ook hier heeft de Raad van State vragen over. Hierbij speelt mede een rol dat de TIB volgens het voorstel niet over de kennis en ondersteuning van een eigen apparaat zal beschikken. Het wetsvoorstel moet de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten 2002 vervangen.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.