De stichting Museumkaart moet gegevens over het museumbezoek van één van haar kaarthouders aan de Belastingdienst geven, zo heeft de rechter in een kort geding bepaald. Volgens de rechter weegt het belang van een correcte belastingheffing zwaarder dan het privé houden van de gegevens.
De Museumkaart geeft gebruikers onbeperkt toegang tot zo'n 400 musea in Nederland. Aan de kaart is een account gekoppeld, waarop persoonsgegevens over de houder worden geregistreerd en waarop bezoekgegevens worden bijgehouden. Zo kan de stichting zien waar en wanneer een kaart is gebruikt. Vorig jaar heeft de Belastingdienst bij de stichting de gegevens van de betreffende kaarthouder sinds 2014 opgevraagd.
Dit was volgens de fiscus nodig vanwege een woonplaatsonderzoek, waarmee wordt gekeken wat de feitelijke woonplaats van iemand is. De stichting weigerde dit, omdat het delen van de bezoekhistorie onder meer een grote inbreuk op de privacy van de kaarthouder zou zijn, terwijl de relevantie van de bezoekregistraties voor het kunnen vaststellen van iemands woonplaats uiterst gering is. Ook zou het een negatief effect hebben op de verkoop van Museumkaarten, en daarmee op het museumbezoek.
De rechter stelt dat de Belastingdienst voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gevraagde gegevens een rol kunnen spelen bij een correcte belastingheffing. "Weliswaar zegt het gebruik van de museumkaart met name iets over de vrijetijdsbesteding van een persoon, maar de Belastingdienst heeft terecht gesteld dat de frequentie van de bezoeken en de bezochte locaties indicatoren kunnen zijn voor de woonplaats van de betrokkene in Nederland. De gevraagde gegevens kunnen dus wel degelijk van substantieel belang zijn", aldus de rechter.
De rechter erkende dat het verstrekken van de gegevens een inbreuk op de privacy van de kaarthouder vormt, maar dat een dergelijke aantasting in bepaalde gevallen is toegestaan, zoals in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens staat vermeld. "De Staat heeft terecht aangevoerd dat het verzamelen van informatie op basis van de AWR ten behoeve van een correcte uitvoering van de belastingheffing - mits is voldaan aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit - daaronder valt", zo staat in het vonnis.
Verder stelde de rechter dat de stichting onvoldoende heeft onderbouwd dat het prijsgeven van de gegevens tot een dalende verkoop van Museumkaarten zou leiden. De rechter wees de vordering van de Belastingdienst dan ook toe en veroordeelt de stichting om volledig en onvoorwaardelijk mee te werken aan het verstrekken van de door de Belastingdienst gevraagde gegevens. Wanneer de stichting dit niet doet kan het een dwangsom opgelegd krijgen van 5.000 euro per dag, met een maximum van 100.000 euro.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.