BRON:
https://www.it-jurist.nl/nieuws/rechtsgeldigheid-van-e-mail-hoe-zit-hetIn artikel is 3:37 lid 3 BW is bepaald, dat een verklaring de persoon waartoe deze gericht is, moet hebben bereikt om werking te hebben. De e-mail moet dus in de inbox van de ontvanger zijn aangekomen, om rechtsgevolg te hebben. Dit is in beginsel lastig te bewijzen. Wanneer er een conflict ontstaat over de ontvangst van de e-mail, ligt de bewijslast in beginsel bij de verzender. De (beoogd) ontvanger kan het rechtsgevolg van de e-mail eenvoudig voorkomen door te ontkennen dat hij deze heeft ontvangen.
Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt voorts, dat een niet ontvangen verklaring ook werking heeft tegenover de ontvanger, wanneer het niet ontvangen van de verklaring aan hem te wijten is of voor zijn risico komt. Niet helemaal duidelijk echter is of de verklaring de ontvanger heeft bereikt als bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW, wanneer deze in zijn spambox of map met ongewenste e-mail terecht is gekomen.
In de praktijk ontstaat weinig discussie over de ontvangst van een e-mail. De risico’s zijn dus beperkt. Mocht die discussie voorkomen moeten worden, dan kan dat door aan de e-mail een ontvangstbevestigingsverzoek te hechten. Wanneer door het geven van een dergelijke bevestiging een reactie wordt gekregen van de ontvanger, kan door de verzender bewezen worden dat de e-mail de ontvanger heeft bereikt. De bewijsvoering is ook rond, als de ontvanger een reply met een reactie op het e-mailbericht terugstuurt.