Een man die op minderjarige leeftijd onder andere werd veroordeeld voor computervredebreuk hoeft zijn dna niet aan de landelijke dna-database van Justitie af te staan en het al afgenomen dna-materiaal moet dan ook worden vernietigd, zo heeft de rechtbank Amsterdam bepaald.
De man werd vorig jaar op minderjarige leeftijd veroordeeld voor het plegen van afdreiging, computervredebreuk en witwassen. Hij kreeg een werkstraf van 80 uur opgelegd, waarvan 40 uur voorwaardelijk. De man had ingebroken op een PayPal-account en het aanwezige geld naar een ander account overgemaakt. Ook had hij zich op internet voorgedaan als een meisje van 14 jaar en een afspraak met een slachtoffer gemaakt. Hij dreigde het slachtoffer de politie erbij te halen als het slachtoffer geen geld zou pinnen en overmaken.
Op dit moment maakt de Wet-DNA onderzoek geen onderscheid tussen meerderjarigen en minderjarigen en het opnemen van hun dna in de nationale dna-databank wanneer zij zijn veroordeeld. Het gaat in dit geval om misdrijven waarvoor een gevangenisstraf van vier jaar of meer kan worden opgelegd. Wanneer iemand wordt veroordeeld voor het afsteken van illegaal vuurwerk of het spuiten van graffiti zal zijn dna-profiel 20 jaar worden opgeslagen.
Er zijn twee uitzonderingen die ervoor kunnen zorgen dat dna niet wordt opgenomen. De officier van justitie geeft geen bevel om het dna af te nemen omdat een dna-profiel niet zinnig is voor de opsporing van het feit waarvoor de persoon in kwestie is veroordeeld, of in het geval van bijzondere omstandigheden wanneer niet te verwachten is dat de veroordeelde nog een keer de fout in gaat. In dit geval had de officier van justitie wel het bevel gegeven om het dna van de man af te nemen. Die ging daar tegen in beroep.
Volgens de man is er geen sprake van een veroordeling voor een soort feit waarbij de afname van dna relevant kan zijn voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van misdrijven die hij mogelijk zou plegen. Bij een strafbaar feit zoals computervredebreuk wordt namelijk geen celmateriaal achtergelaten. Daarnaast zouden er geen bijzondere omstandigheden zijn waaronder de man zijn misdrijven pleegde die aanleiding geven tot de vrees dat hij zich in de toekomst schuldig maakt aan een misdrijf waarbij de verwerking van zijn dna van betekenis kan zijn.
Het Openbaar Ministerie stelde daar tegenover dat de uitzonderingen voor de afname van dna, zoals in de Wet beschreven, niet op de veroordeelde van toepassing zijn en recidive niet valt uit te sluiten. Ook bij een delict als computervredebreuk zijn volgens de officier van justitie gevallen denkbaar dat de opsporing is gebaat bij dna-onderzoek.
De rechtbank kan zich in het geval van de man daarin niet vinden. Dna-onderzoek is in beginsel namelijk niet van betekenis voor het onderzoeken van de misdrijven waarvoor de man is veroordeeld. Er is dan ook geen belang voor dergelijke onderzoeken om dna van de man af te nemen. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie niet het recidivegevaar aangetoond waarvan het de man verdenkt.
"De rechtbank is, gegeven al deze omstandigheden, van oordeel dat het bepalen en verwerken van het dna-profiel van veroordeelde niet van betekenis zal kunnen zijn ter voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten begaan door veroordeelde", aldus de rechtbank, die oordeelde dat de officier van justitie ervoor moet zorgen dat het afgenomen celmateriaal van de man meteen zal worden vernietigd.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.