Het bestuursrecht zoals het in Nederland door bestuursrechters wordt geïnterpreteerd, geeft inderdaad nul rechtsbescherming tegen allerlei vormen van niet-integer overheidsgedrag. Dit zg. "recht" is in de praktijk niet meer dan een vijgenblad om machtsmisbruik te verhullen en zo de pretentie op te houden dat Nederland een "rechtsstaat" zou zijn. Ik zie bestuursrechters (enkele uitzonderingen daargelaten) als goed-betaalde collaborateurs met / handlangers van een regime dat zichzelf in de praktijk boven de wet stelt.
Ook de AVG biedt geen bescherming, omdat die door diezelfde bestuursrechters al is "gekastreerd". Zie bijv. het recente oordeel van de Raad van State over de Arnhemse afvalpas (
https://www.security.nl/posting/710164/AP+mocht+dwangsom+voor+afvalsysteem+gemeente+Arnhem+opheffen). In die casus bleek de gemeente, in strijd met artikel 5 lid 2 AVG, niet te hoeven aantonen dat er enige noodzaak op grond van een taak van algemeen belang bestaat om de betreffende persoonsgegevens te mogen verzamelen. Het is in de ogen van de Raad van State namelijk al voldoende als de gemeente
zegt dat die gegevensverzameling (in haar eigen ogen) "past bij" een taak van algemeen belang. Als de gemeente dat
zegt, dan concluderen Nederlandse bestuursrechters daaruit al dat die gegevensverwerking dus "noodzakelijk" zou zijn. Kortom: het is nodig
omdat dat de gemeente het wil - met andere woorden: de wil van het bestuursorgaan is wet.
In allerlei dictatoriaal of anderszins autoritair geregeerde landen bestaan er wetten die willekeur van autocraten legaliseren, en ook wets
interpretaties die zulke willekeur legaliseren.
Het past niet bij het Nederlandse zelfbeeld (het zelfbeeld van Nederlandse bestuurders, rechters en iedereen die wil geloven dat we een "normaal" land en dus een rechtsstaat zijn), maar wie eerlijk naar de feitelijke situatie durft te kijken, kan alleen maar concluderen dat Nederland, waar het gaat om de verhouding tussen overheid en burgers, geen rechtsstaat is.
Het enige wat ons een beetje beschermt tegen sommige gevallen van willekeur en machtsmisbruik van de overheid, is publieke meningsvorming en moraal. Het Nederlands recht beschermt ons niet tegen machtsmisbruik, maar alleen een gemobiliseerde publieke opinie (m.a.w: maatschappelijke verontwaardiging, leidend tot nieuwe politieke realiteiten). Bestuursrechters gebruiken relevante wetgeving niet als kenbaar richtsnoer, maar stellen zich op als spreekbuis voor politieke uitkomsten, die dan in de wet
"hineininterpretiert" worden. De wet als vijgenblad.
Je zou nog kunnen betogen dat het heimelijk volgen van burgers door een ambtenaar in functie in strijd is met zogeheten "algemene beginselen van behoorlijk bestuur". Maar die beginselen zijn de afgelopen twintig jaar door ijverig met de executieve collaborerende bestuursrechters ook verregaand uitgehold en terzijde geschoven.
Neem bijvoorbeeld het vertrouwensbeginsel. Dat wordt door bestuursrechters zo restrictief mogelijk geïnterpreteerd. Mij is zelfs een casus bekend waarin een rechtbank ondanks schriftelijk bewijs van, en schriftelijke getuigenverklaringen over een door een bestuursorgaan gedane toezegging, in het niet-nakomen van die toezegging toch geen aantasting van het vertrouwensbeginsel zag. Waarom niet? Omdat het bestuursorgaan tegen de rechtbank zei dat het "onmogelijk en ondenkbaar" was dat die toezegging ooit zou zijn gedaan. Die magische woorden waren voor de rechtbank genoeg om, ondanks al het voorhanden bewijsmateriaal, toch te concluderen dat het niet zeker was of de toezegging was gedaan. En er "dus" vanuit te gaan dat die toezegging niet was gedaan.
Niets belet rechters op zich om het vertrouwensbeginsel zodanig te interpreteren dat een bestuursorgaan zich niet onder valse voorwendselen (met een nep-account op Facebook) het vertrouwen van burgers mag verwerven, waardoor die burgers misschien informatie verschaffen die zij niet zouden hebben verschaft als zij wisten dat een functionaris van dat bestuursorgaan meekeek.
Maar dat zou vereisen dat bestuursrechters ethisch gaan denken, en die ethiek een plek geven in het recht. Dat is tegenovergesteld aan de beweging die bestuursrechters de afgelopen twintig jaar hebben gemaakt. De afgelopen twintig jaar hebben ze ethische overwegingen juist zoveel mogelijk verwijderd uit het bestuursrecht. Het bestuursrecht is daardoor inmiddels gereduceerd tot een instrument voor bestuurlijke machtsuitoefening, en daarmee verworden tot een onderdeel van de uitvoerende macht (de executieve).
Een ander aspect is dat de overheid zijn verhouding tot de burger privatiseert, door middel van het creëren van vacuums waar private partijen instappen die dan een contractuele relatie aangaan met burgers en andere "gebruikers" of "klanten" - bijvoorbeeld een gemeente-ambtenaar die een nep-account aanmaakt op het "private" Facebook. Facebook biedt dan een infrastructuur voor het bespioneren van burgers, maar kan daar door burgers niet op worden aangesproken. Op zijn beurt kan Facebook ook de spionerende gemeente en gemeente-ambtenaren niet effectief aanspreken. Dat vinden zowel Facebook als de gemeente best, want op die manier kunnen ze samen, als colluderende, informele publiek-private samenwerkingsvorm, ook niet worden aangesproken worden door burgers.
Dit zijn, kort samengevat, slechts enkele manieren waarop onze rechtsstaat tegenwoordig effectief wordt uitgeschakeld, en dus geen rechtsstaat meer is.
Veel burgers vinden dat overigens prima, omdat ze denken dat "meer controle" goed is, zonder erbij stil te staan dat onaanspreekbare controleurs vroeg of laat hun macht gaan misbruiken. Ook de toeslagenaffaire (begin dit jaar) heeft nog niet veel burgers bewust kunnen maken van de risico's die ze zelf lopen als gevolg van steeds verder voortwoekerende "controle-denken". Het is op de korte termijn comfortabeler om zo'n toeslagenaffaire te zien als een incident, terwijl het in feite een symptoom is van een structurele verandering, namelijk de afschaffing van een functionerende rechtsstaat die burgers zou beschermen tegen machtsmisbruik door de overheid.
M.J.