Door Anoniem: Fraai staaltje van onze rechtspraak.
Het is in dit geval niet het CBb dat wetten onjuist interpreteert maar ACM dat hun aanklacht verkeerd heeft geformuleerd.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2014:4384.1.5 Artikel 13 van Richtlijn 2002/58/EG luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Het gebruik van (…) e-mail met het oog op direct marketing kan alleen worden toegestaan met betrekking tot abonnees die daarin vooraf hebben toegestemd.
4.1.7 ACM betoogt dat het faciliteren van een e-mailadres of e-maildienst valt onder het begrip elektronische communicatiedienst .... <knip> .... Een aanbieder van e-maildiensten moet de e-mailberichten immers niet alleen routeren, maar ook transporteren van en naar andere abonnees. Abonnee van een e-maildienst wil dus zeggen dat de gebruiker van de dienst een overeenkomst heeft met een aanbieder van een elektronische communicatiedienst.
4.1.8 Deze uitleg volgt het College niet. De aanbieders van e-maildiensten, zoals Gmail of Hotmail, zijn doorgaans immers niet degenen die de signalen waaruit die e-maildiensten bestaan via elektronische communicatienetwerken overbrengen, zodat de e-maildiensten die zij leveren niet kunnen worden beschouwd als elektronische communicatiediensten als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Tw.
4.1.10 ACM meent evenwel dat de bescherming van artikel 11.7, eerste lid, van de Tw zich naast abonnees ook uitstrekt tot gebruikers, ook in de periode voor de wetswijziging per 5 juni 2012. Deze wetswijziging heeft, aldus ACM, alleen tot gevolg dat voortaan niet alleen de abonnee, maar ook de gebruiker (niet abonnee) toestemming kan geven voor het verzenden van commerciële e-mailberichten.
4.1.11 De uitleg die ACM geeft is naar het oordeel van het College in strijd met de letterlijke tekst van de wet. Ook artikel 13, eerste lid, van Richtlijn 2002/58/EG spreekt over abonnee. Op zich is juist dat die richtlijn geen definitie van dat begrip bevat, maar daarvoor kan worden teruggevallen op de Kaderrichtlijn, die deel uitmaakt van hetzelfde telecommunicatiepakket en het begrip op dezelfde wijze definieert als de Tw. Het College onderschrijft de uitleg die de rechtbank aan artikel 11.7, eerste lid, (oud) van de Tw geeft en onderkent dat daarvan het gevolg is dat de groep gebruikers (niet abonnee) niet door het spamverbod werd beschermd. Die bescherming kreeg zij pas na de wetswijziging van 5 juni 2012. Dat leverde geen strijd op met het Europese recht, omdat het Europese recht ook pas op een later moment (met Richtlijn 2009/136/EG met een implementatietermijn tot 25 mei 2011) zodanig is gewijzigd dat het beschermingsbereik tegen spam is uitgebreid tot gebruikers, zoals ook blijkt uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2010-2011, 32549, nr. 3, blz. 76)
Bij dat laatste is ACM de fout ingegaan.
Zij hebben de aanklacht gedaan namens de "abonnees" die geen toestemming hebben gegeven voor commerciele emails.
Onder de "abonnees" hebben zij ook geschaard diegenen die niets met de klanten van dat marketingbedrijf te maken hebben en dus geen abonnee als zodanig waren.
Dus in feite hadden zij de boete opgelegd vanwege klachten van personen die op basis van het wetsartikel toendertijd niet ontvankelijk waren.
Op juist deze grond heeft heeft CBb de boete vernietigd.
ACM had dus dat wetsartikel beter moeten interpreteren en dus hun aanklacht beter moeten formuleren.
Nog beter was geweest om er 2 zaken van te maken: 1 vanwege de abonees, en 1 vanwege de niet-abonnees.
In 2012 is de spamwet aangepast waardoor deze hiaat er uit is. Maar aangezien de zaak uit 2011 is, is die aanpassing voor deze zaak niet van toepassing.
Wat betreft de opmerking over dat ACM niet meer in beroep mag:
4.3.7 De eerste klachten over de e-mailberichten van verweerders kwamen in 2007 bij ACM binnen. Het onderzoek van ACM begon in 2010. Vanaf het eerste moment dat duidelijk werd dat ACM aan hen een boete wilde opleggen, hebben Digital, Rivièra, [naam 1] en [naam 2] gemotiveerd aangevoerd dat het bewijs van ACM niet toereikend was om aan te nemen dat de mailberichten aan abonnee(s) (en tot 1 oktober 2009: natuurlijke personen) waren verzonden. Daarmee heeft ACM ruime gelegenheid gehad om aanvullend bewijs te verzamelen. Zij heeft gewacht tot na de aangevochten uitspraak. Inmiddels is geruime tijd verstreken sinds de feiten zich hebben voorgedaan, waarmee de kans dat ACM alsnog bruikbaar aanvullend bewijs weet te verzamelen verder is afgenomen. Onder deze omstandigheden zal het College ACM niet opnieuw de gelegenheid te bieden om aanvullend bewijs bij te brengen.
Ik denk dat ACM juristen moet inhuren die wat beter hun zaken voorbereiden.