Iets meer Nederlanders zijn vorig jaar het slachtoffer geworden van cybercrime dan in de vorige meetperiode twee jaar eerder, zo laat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag weten. Ging het in 2017 nog om 11 procent van de Nederlanders, vorig jaar was dit naar 13 procent gestegen.
Bij cybercrime gaat het om digitale vormen van identiteitsfraude, koop- en verkoopfraude, "hacken" en cyberpesten. Sinds 2017 is het aantal registraties van "hacken" door de politie verdubbeld en nam het aantal geregistreerde gevallen van identiteitsfraude en internetoplichting met respectievelijk 17 en 39 procent toe.
Van de cybercrimedelicten komt hacken in 2019 het meest voor (5,5 procent). Het gaat dan om het inbreken op iemands online account. Dit wordt gevolgd door koop- of verkoopfraude (5 procent), waarbij via internet gekochte goederen en diensten niet worden geleverd. Pesten via het internet (4 procent) en identiteitsfraude (1 procent) volgen daarna. In 2019 werd van 8 procent van de ondervonden cybercrimedelicten aangifte gedaan bij de politie. Dit is niet veranderd ten opzichte van voorgaande jaren.
Het aantal slachtoffers van traditionele criminaliteit kende vorig jaar een lichte daling. Het aandeel slachtoffers van traditionele criminaliteit ging van 15,2 procent in 2017 naar 13,7 procent in 2019. Volgens het CBS geven steeds meer slachtoffers van traditionele criminaliteit aan dat zij het delict niet hebben gemeld of aangegeven bij de politie. Werd in 2012 nog 38 procent van de delicten gemeld bij de politie, in 2019 gebeurde dit in 32 procent van de gevallen.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.