Het Bureau Krediet Registratie (BKR) in Tiel wilde niet dat de Autoriteit Persoonsgegevens de boete van 830.000 euro voor het overtreden van de AVG openbaar zou maken, omdat dit tot imagoschade en extra kosten zou leiden, zo blijkt uit een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland.
Aanleiding voor de boete is dat het BKR vanaf mei 2018 tot eind april 2019 een bedrag in rekening bracht voor mensen die digitaal hun persoonsgegevens wilden inzien. Ook konden mensen maar één keer per jaar per post zonder kosten hun gegevens inzien. Daarmee heeft het BKR de privacywetgeving op twee punten overtreden, aldus de AP. De boete van 830.000 euro is de hoogste AVG-boete die de toezichthouder tot nu toe in Nederland heeft opgelegd.
Het BKR wilde niet dat het boetebesluit van de Autoriteit Persoonsgegevens openbaar zou worden. Dit zou namelijk een 'punitieve sanctie' zijn. De voorzieningenrechter is het daar niet mee eens. Door het openbaar maken van een boetebesluit kunnen anderen die mogelijk de AVG overtreden zien dat de AP hier tegen optreedt. "Het doel van de openbaarmaking is dan de algemene preventieve werking en niet leedtoevoeging", aldus de rechter.
Tevens stelde het BKR dat het informeren van het publiek niet meer nodig was, omdat de overtredingen inmiddels waren beëindigd. Ook hier is de rechter het niet mee eens, aangezien met de openbaarmaking ook andere doelen worden nagestreefd. Een ander punt dat het kredietbureau noemde was dat de boete nog niet vaststaat, omdat het in beroep is gegaan. Wederom stelde de rechter dat dit geen reden is om het belang van het BKR zwaarder te laten wegen dan de openbaarmaking door de toezichthouder.
Het BKR vond dat er ook sprake was van een "onevenredige benadeling" wanneer het boetebesluit openbaar zou worden. De hoogte van de boete zou een vertekend beeld van de overtredingen geven, tot imagoschade kunnen leiden en voor extra administratieve kosten kunnen zorgen. De rechter kan hier deels in meegaan. Zo zal de openbaarmaking tot een bepaalde mate van imagoschade leiden. Ook is het aannemelijk dat mensen het geld dat ze voor het inzien van hun persoonsgegevens betaalden zullen terugvragen.
"Maar het is niet aannemelijk geworden dat die imagoschade en de administratieve kosten zodanig zullen zijn dat sprake is van een onevenredige benadeling van verzoekster, die zwaarder dient te wegen dan het algemeen belang dat met openbaarmaking is gediend", aldus de rechter, die toevoegt dat de Autoriteit Persoonsgegevens terecht opmerkte dat de imagoschade en extra administratieve kosten voornamelijk het gevolg zijn van de overtredingen door het BKR zelf, en niet de openbaarmaking. De rechter wees het verzoek van het BKR dan ook af.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.