Antwoorden van de ministers van Justitie en van Economische Zaken op de vragen
van het lid Van Haersma Buma over de mogelijke verkoop van mobiele telefoons die
niet afluisterbaar zijn.
Vraag 1: Is het waar dat vanaf maandag 17 november jl. mobiele telefoons op de markt verkrijgbaar zijn die niet afluisterbaar zijn?
Het is juist dat er mobiele telefoons op de markt zijn, waarbij de eindgebruikers de
informatie kunnen beveiligen door middel van encryptie. Deze encryptie is dermate
krachtig dat het breken van de code geen reële mogelijkheid is. Dergelijke (mobiele)
telefoons zijn overigens al langere tijd op de markt.
Vraag 2: Welke mogelijkheden heeft u om te voorkomen dat dergelijke telefoons worden verkocht?
Op dit moment zijn er geen juridische mogelijkheden om de verkoop van deze telefoons te verbieden. Het hebben van cryptografische mogelijkheden in randapparatuur (zoals telefoontoestellen) is geen argument om de verkoop van dergelijke apparatuur te verbieden. Bovendien zal een dergelijke maatregel moeten voldoen aan de eisen die uit het Europese recht voortvloeien in verband met het vrije verkeer van goederen.
Vraag 3: Bent u bereid de producenten van mobiele telefoons, en de producent van deze mobiele telefoons in het bijzonder, te wijzen op hun verantwoordelijkheid om het
werk van opsporingsinstanties niet te hinderen?
Neen. Deze producten worden ontwikkeld om veilig communiceren mogelijk te maken en
daarmee de privacy belangen en andere gerechtvaardigde legitieme belangen, zoals de
bescherming van bedrijfsgeheimen, te dienen. De overheid kan de verantwoordelijkheid
voor het afwegen van privacybelangen versus opsporingsbelangen niet leggen bij de
producenten van deze mobiele telefoons.
Vraag 4: Bent u bereid zo nodig wettelijke maatregelen te nemen om het op de markt brengen van niet afluisterbare telefoons tegen te gaan?
Uitgangspunt voor het kabinet is dat telecommunicatie aftapbaar moet blijven ten behoeve van de opsporing. Daarnaast handhaaft het kabinet het uitgangspunt van voorgaande kabinetten dat het gebruik van cryptografie in principe vrij dient te zijn in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en ter bevordering van elektronisch zakendoen (zie o.a. Kamerstukken II, 1998-1999, 25 880, nr.3, en dan met name het antwoord op vraag 10). Zolang de opsporing en vervolging van strafbare feiten geen ernstige hinder ondervinden van het gebruik van dergelijke telefoons, bestaat er geen aanleiding tot het nemen van wettelijke maatregelen. Het gebruik van cryptografie kan evenwel ertoe leiden dat wat aftapbaar is, niet afluisterbaar is. Dit betekent dat strafvorderlijke mogelijkheden moeten worden onderzocht om versleuteling van gegevens achteraf ongedaan te kunen maken als sprake is van een strafbaar feit. In het wetsvoorstel Computercriminaliteit II, dat thans bij uw Kamer aanhangig is, alsmede in het wetsvoorstel Gegevensvergaring in strafvordering, waarover de Raad van State zeer onlangs advies heeft uitgebracht, wordt een verplichting opgenomen voor degene die kennis draagt van de wijze van versleuteling van gegevens, om mee te werken aan de ontsleuteling daarvan. Aangezien deze medewerkingsverplichtingen, gelet op de ontwikkelingen in de techniek, niet in alle gevallen afdoende zullen zijn, investeert het kabinet tevens in de kennis en mogelijkheden om cryptografie te kunnen kraken. Het verbieden van telefoons met
cryptografische mogelijkheden achten wij weinig zinvol, gegeven het internationale
regelgevend kader. Eventueel zou deze problematiek in EU-verband aan de orde gesteld
kunnen worden.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.