Gisteren is in hoger beroep vrijgesproken de Hr Tj. K. Hij werd verdacht van diefstal.
Het OM had als bewijs twee punten:
1. Verdachtmaking door een ander persoon
2. Er was met de telefoon van de Hr. Kloosterman ten tijde van de diefstal een gesprek gevoerd,
waarbij de telefoon was aangelogd aan een GSM mast in Bolsward, de plaats van de diefstal.
Eerder in deze zaak was al een veroordeling met onvoorwaardelijke gevangenisstraf uitgesproken.
Er is door mij een getuige deskundige rapport opgesteld, waarin aangetoond kon worden uit eerdere
verkeersgegevens, dat de diameter van het verzorgingsgebied van deze cel ten minste acht kilometer
bedroeg, richteffecten van de sectorantenne daargelaten. De afstand Bolsward-Sneek is ong. acht
kilometer, dus de telefoon had zich op het moment van de diefstal behalve in Bolsward evengoed in
Sneek kunnen bevinden. De technische onderbouwing was, samen met het overige materiaal dat de
advocaat H. Anker van Anker en Anker uit Leeuwarden aandroeg, kennelijk voldoende om de rechtbank
in hoger beroep het vorige vonnis te laten vernietigen. De schriftelijk bevestiging van deze
uitspraak moet nog volgen.
Er is gelukkig wat meer werkelijkheidszin te bespeuren in dit hoger beroep dan in de rechtsgang
hieraan voorafgaand. Het is toch te grijs voor woorden, dat de beschuldiging van een ander, tesamen
met een Cell-ID tot een schuldigverklaring leidt. Er bestaat een trend om de Cell-ID's te hanteren
als een soort centimeter, terwijl deze informatie daarvoor nooit op die manier juridisch mag worden
gebruikt. Er zijn veel te veel technische en administratieve onzekerheden bij het gebruik van een
Cell-ID, om dit als juridisch en wettig bewijs te kunnen gebruiken.
Een voorbeeld.
Stel, u gaat met een kennis 's-avonds een hapje eten ergens. U verlaat min of meer gelijktijdig het
restaurant. U belt even later naar huis om aan te kondigen dat u onderweg bent. De volgende dag
wordt u uitgenodigd voor een gesprek op het politiebureau en als u daar verschijnt meteen
voorgeleid voor de officier van justitie en vastgezet. Het blijkt dat er in de omgeving van het
restaurant de avond daarvoor een misdrijf is gepleegd en dat iemand vermoedt, dat u de dader bent, bijvoorbeeld omdat u wel een beetje lijkt op het signalement van de dader, zo beweert althans uw
kennis. Maar, u hebt getelefoneerd in de omgeving van de "scene of the crime", dus u bent er
gloeiend bij. Getuige de aangehaalde rechtzaak zijn er dus rechters, die u zullen veroordelen op
dit "bewijsmateriaal" . Griezelig.
In een aantal zaken, zelfs moordzaken, worden Cell-ID's gebruikt als belangrijkste bewijsmateriaal
met gevolg dat op basis van vrijwel alleen deze gegevens mensen veroordeeld worden. Alleen al op
statistische gronden durf ik te beweren dat dit tot veroordelingen heeft geleid van onschuldige
mensen.
Met de toenemende wettelijke druk op telecom providers van telefonie en data om Cell-ID's maar ook
surfgegevens van hun klanten aan de overheid te overhandigen wordt het opsporingswerk steeds
technischer. Dat gaat gepaard met risico's, zo blijkt. Het wordt steeds lastiger voor rechters om
alles nog goed te kunnen inschatten en verlaten zich dan maar op getuige deskundigen. In de zaak
Ernst L. blijkt hoezeer getuige deskundigen van mening kunnen verschillen. De technische waarheid
bestaat niet, overal zitten meerdere kanten aan. Het gaat hier om veroordelingen van mensen, soms
voor zware misdaden. Naar mijn mening mag in dergelijke zaken, maar in feite in geen enkele zaak,
het bewijs gevormd worden door slechts technisch materiaal. Ondersteunend is prima, maar niet meer
dan dat. Er zal een discussie moeten ontstaan over hoe wij vinden dat de opsporing in nederland z'n
werk zou moeten doen.
Martien
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.