Heb jij een interessante vraag op het snijvlak van privacy, cybersecurity en recht? Stuur je vraag naar juridischevraag@security.nl. Elke week geeft ict-jurist Arnoud Engelfriet in deze rubriek antwoord.
Juridische vraag: Een man uit Tiel die voor het inbreken op de website van een Haagse huisartsenpost werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, is in hoger beroep vrijgesproken, las ik bij Security.nl. Dit omdat een website volgens het gerechtshof Den Haag niet als geautomatiseerd werk kan worden aangemerkt. Is dat een pietluttig zoeken naar spijkers op laag water of zit hier meer achter?
Antwoord: Eerst een organisatie hacken, en vervolgens voor veel geld aanbieden om het ‘lek’ te dichten. Dat was volgens het OM het business model van de 29-jarige man uit Tiel. Hem werd computervredebreuk ten laste gelegd, het OM kon zijn beroep op “white hat hacken” niet serieus nemen. Het was een mooie casus om eens te bepalen wat er wel en niet kan als je tegen lekken aanloopt en het je werk is die te dichten.
Die kans is gemist, want na een veroordeling in eerste instantie ging de man in hoger beroep. En daar werd hij vrijgesproken vanwege de semantische discussie dat een website geen “geautomatiseerd werk” is zoals de wet dat bedoelt, namelijk “een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen”. In 2013 hadden we nog een discussie over die term ‘inrichting’, dat mag best een samenstel van fysieke dingen zijn maar er moeten wel fysieke ding(en) gehackt zijn, uiteindelijk. (Ook de tegenwoordige definitie, die nog niet gold ten tijde van dit feit, vereist een of meer stukken hardware.)
In 2020 deed ditzelfde Hof ook zoiets, toen het ging om het hacken van een Facebook-account: “Een account op Facebook bestaat feitelijk slechts uit een samenstel van gegevens en heeft daarmee geen fysieke vorm. ” Het OM was daar destijds op voorbereid, door subsidiair "de server achter het account" op te nemen als voorwerp van hack, maar dat mocht dan ook weer niet:
"Dat geldt eveneens ten aanzien van het tweede en derde gedachtestreepje, aangezien de webserver en/of het netwerk en/of de computer(s)(systemen) achter het Facebook-account waarop de verdachte trachtte in te loggen niet toebehoren aan [slachtoffer 2]. Het tweede en het derde gedachtestreepje uit de tenlastelegging kunnen naar het oordeel van het hof daarom evenmin wettig en overtuigend bewezen worden verklaard."
Nou weet ik dat men in het strafrecht van de precieze is, en het is inderdaad fout om te zeggen dat er bij Jansen is ingebroken als men bij een pand in eigendom Pietersen naar binnen ging. Maar ik snap in deze situatie niet welk belang het Hof probeert te beschermen. Had in die Facebook-zaak Meta als mede-slachtoffer moeten zijn opgevoerd? Dat voelt raar: als Jansen de huurder was van dat pand van Pietersen, dan is “inbreken bij Jansen” toch gewoon juist?
Een jaar later kwam de Hoge Raad met een arrest over ddos-aanvallen, die ook alleen op geautomatiseerde werken kunnen worden uitgevoerd. Daar was in de tenlastelegging alleen opgenomen dat “gegevens toegezonden naar de website “[internetsite 2]” waren, wat kennelijk genoeg was:
"Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte via de website ‘[internetsite 1]’ zestien Distributed Denial of Service-aanvallen (hierna: DDoS-aanvallen) heeft laten uitvoeren op de website ‘[internetsite 2]’, en dat de toegang tot de website ‘[internetsite 2]’ door deze aanvallen daadwerkelijk (tijdelijk) belemmerd is geweest. Op grond hiervan heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte de toegang tot en/of het gebruik van een geautomatiseerd werk heeft belemmerd. In het licht van de onder 2.5 en 2.6 weergegeven wetsgeschiedenis en gelet op wat hiervoor onder 2.7 is vooropgesteld, geeft dit oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting."
De HR lijkt dus "website" zo te lezen dat "onderliggende serverhardware en netwerkinfrastructuur" er gewoon bij hoort, en heeft er geen moeite mee dat de website-eigenaar een andere entiteit is dan de eigenaar of exploitant van die hardware. Het belang van de strafbaarheid zit hem erin dat die website offline was, of hier dat de verdachte is gegaan waar hij niet mocht zijn. Niet of er een complete lijst bijgevoegd is van de eigenaren van alle componenten.
Dus nee, ik zie niet hoe het Hof in enige redelijkheid tot deze conclusie kan komen.
Arnoud Engelfriet is Ict-jurist, gespecialiseerd in internetrecht waar hij zich al sinds 1993 mee bezighoudt. Hij werkt als partner bij juridisch adviesbureau ICTRecht. Zijn site Ius mentis is één van de meest uitgebreide sites van Nederland over internetrecht, techniek en intellectueel eigendom. Hij schreef twee boeken, De wet op internet en Security: Deskundig en praktisch juridisch advies.
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.