Heb jij een uitdagende vraag over beveiliging, recht en privacy, stel hem aan ICT-jurist Arnoud Engelfriet en maak kans op zijn boek
"De wet op internet".
Arnoud is van alle markten thuis, maar vindt vooral in technische / hacking vragen een uitdaging. Vragen over licenties worden niet behandeld, aangezien die geen raakvlak met beveiliging hebben. De Juridische vraag is een rubriek op Security.nl, waar wetgeving en security centraal staan. Elk kwartaal kiest Arnoud de meest creatieve vraag, die dan zijn boek zal ontvangen.
Vraag: Ik vraag me af of e-mail als bewijsmateriaal mag worden beschouwd in een juridisch geschil, in welke vorm dan ook. E-mail is immers een oude techniek (jaren zeventig vorige eeuw) die nog altijd wordt toegepast? Deze verouderde techniek kent diverse problemen wat betreft beveiliging. Het is triviaal om mail te manipuleren of vervalsen. Dat kan een rechter toch niet zomaar aanvaarden?
Antwoord: Er zijn in Nederland geen regels over de eisen waaraan bewijs moet voldoen om bewijs te zijn. Alles mag, zolang de rechter maar meent dat het bewijst wat de partij die het inbrengt daarover zegt. (De enige uitzondering is de ondertekende akte: een stuk papier met handtekening, al of niet bij de notaris. Daarvan geldt in beginsel dat de rechter dit móet aanvaarden als bewijs van wat er afgesproken is.) De rechter zal dus nooit vooraf gaan onderzoeken of de e-mail wel echt is, of mails afwijzen enkel omdat het mails zijn. Hoofdregel is, zolang de partijen er zelf geen punt van maken, mag alles worden overlegd en kan de rechter dat gewoon meenemen.
Maakt de wederpartij er wél een punt van, dan moet de rechter de standpunten tegen elkaar afwegen en bepalen wat hem het meest waarschijnlijk voorkomt. Een stapel e-mail krijg je niet zomaar van tafel met "ach kom dat is vervalst, iedereen weet dat e-mail triviaal te vervalsen is". De rechter wil horen waaruit blijkt dat nu net déze mails vervalst zijn, niet dat mail in theorie te vervalsen is.
Bewijs wordt altijd in de context bekeken. Een voorbeeld. Alice leent Bob 1200 euro, en Bob zet in de mail dat hij dat gaat terugbetalen tegen 100 euro per maand. Vervolgens maakt Bob drie maanden lang 100 euro over met omschrijving "terugbetaling lening". Daarna stopt hij. Alice klaagt Bob aan, en die ontkent nu een lening te hebben gesloten en zegt dat die mail die Alice dan inbrengt, vervalst is. Dat zal Bob verliezen: de omschrijving toont aan dat er een lening is, en het is dan niet meer dan logisch dat daar afspraken over zijn. Die mail is kennelijk de afspraak. Zonder nadere toelichting van Bob zal de rechter die mail dan gebruiken om te bepalen wat de afspraak is.
Als Bob zegt dat de lening maar 300 euro was en dat Alice dus het bedrag "1200 euro" in de mail vervalst heeft, dan heeft Alice een lastiger situatie. Het is niet ondenkbaar dat iemand meer claimt dan waar ze recht op heeft. Alice zou dit kunnen rechtzetten door haar overmaking aan Bob van 1200 euro te laten zien. Dat in combinatie met die mail zou bewijs genoeg moeten zijn. (Daarom moet je dus nooit een geldbedrag in contanten uitlenen.)
Kortom, het is altijd een kwestie van alle feiten in combinatie afwegen. Je mag niet zeggen "het is mail dús we mogen er niet naar kijken".
Arnoud Engelfriet is ICT-jurist, gespecialiseerd in internetrecht waar hij zich al sinds 1993 mee bezighoudt. Hij werkt als partner bij juridisch adviesbureau ICTRecht. Zijn site Ius mentis is één van de meest uitgebreide sites van Nederland over internetrecht, techniek en intellectueel eigendom. In 2008 verscheen zijn boek "De wet op internet".
Deze posting is gelocked. Reageren is niet meer mogelijk.